H3P 25 januari 2021

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Herhalingsoefening
- Theorie: woorden afbreken
- Oefening woorden afbreken

Slide 2 - Tekstslide

Een zin met extra nadruk krijgt op het einde een...
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 3 - Quizvraag

Je gebruikt geen dubbele punt voor....
A
een opsomming
B
een uitleg
C
een aankondiging
D
een verbindingswoord

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
asortiment
B
atleet
C
collectant
D
hartgrondig

Slide 5 - Quizvraag

Kies het woord dat op de puntjes past.
Deze haarlak is ... om je haar mee rechtop te zetten.
A
royaal
B
ideaal
C
divers
D
nijpend

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel euro (besteden) jij elke maand aan make-up?
A
besteedt
B
besteedde
C
besteedden
D
besteed

Slide 7 - Quizvraag

Mischa en Kai (hurken) gisteren naast de verdwaalde peuter.
A
hurkt
B
hurken
C
hurkten
D
hurkte

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mini-jurk
B
minijurk

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
A
beinvloeden
B
beïnvloeden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
chocoladeijs
B
chocolade-ijs

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
patiënten
B
patienten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
linoleum
B
linolëum

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
A
concierge
B
conciërge

Slide 14 - Quizvraag

Waar heb jij vannacht over (dromen)
A
gedromen
B
gedroomt
C
gedroomd
D
gedroomen

Slide 15 - Quizvraag

Wat hebben jullie nu weer (bekokstoven)?
A
bekokstoofd
B
bekokstooft
C
bekokstoven
D
bekokstofen

Slide 16 - Quizvraag

(Bezuinigen) het kabinet op ontwikkelingshulp?
A
Bezuinigen
B
Bezuinigd
C
Bezuinigt
D
Bezuinigdt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
beestebende
B
beestenbende

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
A
najaarsstorm
B
najaarstorm

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
A
apetrots
B
apentrots

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
apenrots
B
aperots

Slide 21 - Quizvraag

Woorden afbreken
Uitleg op blz. 144 van je lesboek

Slide 22 - Tekstslide

Woorden afbreken
- Tussen twee lettergrepen

Let op:
- Het tweede deel moet met letters beginnen die ook samen aan het begin van een woord kunnen staan. Bijv. va- ngen is niet goed. Dat moet zijn va- ngen. Ook niet goed is vang- en

Slide 23 - Tekstslide

Woorden afbreken
- Soms krijgt een afgebroken woord zijn oorspronkelijke vorm weer terug. Dus: sateetje wordt saté-tje en geëindigd wordt ge- eindigd

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Je krijgt zo dadelijk verschillende woorden te zien. Je gaat bij dat woord iedere keer aangeven waar je het woord zou kunnen afbreken. 
Let op: dat kunnen dus meerdere plaatsen zijn!

Je geeft je antwoorden als volgt weer: 
pandabeertje --> pan-da-beer-tje

Slide 25 - Tekstslide

plaatsnaambordje

Slide 26 - Open vraag

onverschilligheid

Slide 27 - Open vraag

modeontwerper

Slide 28 - Open vraag

tweelingen

Slide 29 - Open vraag

A4'tjes

Slide 30 - Open vraag

kopiëren

Slide 31 - Open vraag

collegaatje

Slide 32 - Open vraag

probleem

Slide 33 - Open vraag

vriendelijk

Slide 34 - Open vraag

apparaat

Slide 35 - Open vraag

Succes met jullie toetsweek
Tot vrijdag 5 februari!

Slide 36 - Tekstslide