Debatteren (inleiding en stelling)

Kennis verzamelen
Stencil voorbereidingsopdrachten, iPad en oortjes
Werk 15 minuten individueel en in stilte aan de opdrachten
Voorbereidende opdrachten

Deze zijn bedoeld om je een goede start te geven voor je debat.

Wat je straks weet:
- wat een debat is
- voorbeelden van debattrucs
- hoe je lichaamshouding voor je werkt in een debat 
timer
15:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Kennis verzamelen
Stencil voorbereidingsopdrachten, iPad en oortjes
Werk 15 minuten individueel en in stilte aan de opdrachten
Voorbereidende opdrachten

Deze zijn bedoeld om je een goede start te geven voor je debat.

Wat je straks weet:
- wat een debat is
- voorbeelden van debattrucs
- hoe je lichaamshouding voor je werkt in een debat 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week
Je hebt een start gemaakt met module 2: debatteren
Je bent onderdeel geworden van een groep en je weet je onderwerp.
Je hebt aan de opdrachten in de module gewerkt en daarmee je basiskennis verzamelt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week vrijdag
29 november

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daarom vandaag:
Waaraan voldoet een goede stelling?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een goede stelling
Pak je schrift en een pen
Gebruik de kenmerken van een goede stelling.
   1 -  Is virtual reality een kans of een bedreiging?

   2 - Sociale media maakt je asocialer.

   3 - Omdat er minder gelezen wordt, moeten bibliotheken sluiten
.
   4 - Het salaris van docenten moet bepaald worden door 
         resultaten van de leerlingen.

   5 - Ieder kind moet recht hebben op goed onderwijs.
Welke stelling voldoet aan de kenmerken voor een goede stelling?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controversieel
Een goede stelling moet prikkelen, dus je moet er voor of tegen kunnen zijn.

Goed: ouders moeten altijd mee kunnen kijken met het socialmediagedrag van hun kinderen.

Fout: ieder kind heeft recht op een veilige jeugd

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positief
Het woord niet moet je niet gebruiken, want dat zorgt voor verwarring.

Goed: overheidssubsidie voor kunst en cultuur moet worden afgeschaft.

Fout: kunst en cultuur moet niet langer worden gesubsidieerd door de overheid.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absoluut en eenduidig


Meerdere variabelen en vage uitzonderingen maken je stelling onduidelijk.

Goed: alcoholreclames moeten worden verboden

Fout: sommige alcohol- en rookreclames moeten worden verboden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering
Zonder nieuwe maatregel of verandering is je stelling niet prikkelend genoeg.

Goed: de overheid moet de verkoop van vapes verbieden voor mensen onder de 25 jaar.

Fout: verkoop van alcohol aan personen onder de 18 jaar moet verboden zijn. (status quo)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kort en concreet

Je stelling moet in balans zijn, dus je moet géén argument in je stelling verwerken.

Goed: de bibliotheek in Heerenveen moet worden gesloten

Fout: omdat mensen steeds minder lezen, moet de bibliotheek in Heerenveen worden gesloten.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jouw debat start met een stelling in de inleiding.
Geef 5 kenmerken / voorwaarden van een sterke stelling.
(opdracht 6 uit de module)
Welke voorwaarde voor een goede stelling wordt hieronder overtreden?

Telefoons mogen niet meer worden gebruikt tijdens de lessen omdat het slecht is voor de concentratie.
Welke voorwaarde voor een goede stelling wordt hieronder overtreden?

Het gebruik van telefoons tijdens de pauzes in de aula moet gedeeltelijk worden beperkt en gecontroleerd door leraren.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Je gaat een vervelende situatie oplossen met je eigen groepje.

Wat moet er gebeuren? 

Formuleer met 
elkaar een 
stelling met de 
vijf criteria.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld: "De kabouter moet verplicht al het confetti opruimen."
"Iedereen moet voortaan leren ontsnappen uit confettikamers."
"Alle kabouters moeten verbannen worden naar het bos."
Opdracht
Kijkers: geef concrete en constructieve feedback over lichaamstaal, stemgebruik, publieksgerichtheid, retorische middelen, opbouw, woordgebruik en stilte.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding voor volgende week vrijdag:
maak van week 1 de opdrachten 1 t/m 8

Stelling:
'moeten', verandering, eens/oneens, geen vraag en beargumenteerbaar.

Volg de module nauwgezet!
Deadline voor de poster: vrijdag 29 november


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies