H3.9 Spelling

H3.9
Spelling
Welkom!


2HV
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.9
Spelling
Welkom!


2HV

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
  • ''...'' het voltooid deelwoord spellen;

  • ''...'' het tegenwoordig deelwoord spellen;
  • ''...'' uitleggen wanneer je een tussenletter gebruikt in een samenstelling;
  • ''...'' twintig dicteewoorden.

Planning
  • Terugblik
  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord
  • Tussenletters in samenvoegingen
  • Dictee
  • Huiswerk / Leestijd
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les

Slide 3 - Tekstslide

3.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223
Voltooid deelwoord
In jaar 1 gebruikte je het volgende schema voor het VD:





Voorbeeld;
dansen – danste – gedanst
pakken – pakte – gepakt
verhuizen – verhuisde – verhuisd
verven – verfde – geverfd
bakken – bakte – gebakken
krijgen – kreeg – gekregen


Het VD gebruik je meestal in combinatie met een vorm van hebben, zijn of worden. Maar kan ook met andere WW voorkomen:
• Morgen krijgt u het pakket thuisbezorgd.
• De spellingskwaliteiten van scholieren lijken nagenoeg verdwenen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

3.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223
Tegenwoordig deelwoord
Geeft aan dat de handeling nog niet voorbij is.
Je vormt het door -d achter de infinitief te plaatsen.
Het eindigt dus nooit op een -t.

Voorbeeld;
  • Gierend van het lachen kwamen de leerlingen het gymlokaal binnen.
  • De woedende katten vlogen elkaar hevig miauwend in de haren.
  • De vriendinnen sloten elkaar huilend in de armen.

  • Het tegenwoordig deelwoord kun je vervangen door een bijzin met ‘terwijl’:
  • Terwijl ze huilden, sloten de vriendinnen elkaar in de armen.


Slide 6 - Tekstslide

3.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223
Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling bestaat uit 2 losse woorden die aan elkaar zijn geplakt.
Stoelpoot, tafelkleed, postermateriaal, telefoonoplader.

Soms moet er tussen de 2 delen een -s of -(e)n:
Jongensboek, stadsschouwburg, bejaardenflat, eikenboom.

Regel;
  • Gebruik altijd tussen-s als je die hoort: dorpsplein
  • Als het 2e woord met -s of s-klank begint, kan je het 2e deel veranderen en luisteren of je een tussen-s hoort: stadsreiniging, dus ook stadsschouwburg. 
  • Als 1e deel in MV eindigt op -n, schrijf je in samenstelling -(e)n: eik - eiken - eikenboom
  • Geen tussen-(e)n als 1e woord: 

Slide 7 - Tekstslide

3.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223

Slide 8 - Tekstslide

2.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223
Dictee
Jan heeft een _____ en verkoopt heerlijke _____. Het was _____ druk in zijn kleine winkel, vooral omdat hij vers _____ serveerde bij de pannenkoeken. Terwijl Jan de bestelling klaarmaakte, zag hij iemand met een _____ op de straat staan. Hij dacht dat het een _____ was, maar het bleek gewoon een klant te zijn.

Op de menukaart stond ook _____ en _____, maar de meeste mensen bestelden de pannenkoeken. Jan gooide de lege blikjes in de _____ naast zijn _____. Plotseling las hij in de krant over een _____ die te maken had met een slechte _____ voor basisschoolkinderen. De _____ van de klok tikte langzaam verder terwijl hij het artikel doorlas.

Jan had altijd al een interesse in de _____ of _____, maar vandaag dacht hij meer aan zijn hobby, het maken van een _____ met garen. Hij had hier ooit een _____ voor gekocht en ging voor de winkel hier mee werken. Terwijl hij de straat uitkeek, zag hij de _____ vol met _____ langs de stoep. Een _____ liep snel voorbij, maar Jan had niets in zijn zakken.


Slide 9 - Tekstslide

2.9 Spelling                                                                                                                              p.216-223
Dictee
Jan heeft een eenmanszaak en verkoopt heerlijke pannenkoeken. Het was enigszins druk in zijn kleine winkel, vooral omdat hij vers perensap serveerde bij de pannenkoeken. Terwijl Jan de bestelling klaarmaakte, zag hij iemand met een fietsslot op de straat staan. Hij dacht dat het een pottenkijker was, maar het bleek gewoon een klant te zijn.

Op de menukaart stond ook groentesoep en linzensoep, maar de meeste mensen bestelden de pannenkoeken. Jan gooide de lege blikjes in de prullenbak naast zijn hondenhok. Plotseling las hij in de krant over een rechtszaak die te maken had met een slechte leesstrategie voor basisschoolkinderen. De secondewijzer van de klok tikte langzaam verder terwijl hij het artikel doorlas.

Jan had altijd al een interesse in de lerarenopleiding of onderzoeksjournalistiek, maar vandaag dacht hij meer aan zijn hobby, het maken van een spinnenweb met garen. Hij had hier ooit een spinnewiel voor gekocht en ging voor de winkel hier mee werken. Terwijl hij de straat uitkeek, zag hij de Stationsstraat vol met paddenstoelen langs de stoep. Een zakkenroller liep snel voorbij, maar Jan had niets in zijn zakken.


Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Zelfstandig werken

H2.9 opdracht 1, 4, 5, 9, 10





Slide 11 - Tekstslide

Leestijd
Zelfstandig en stil lezen in je leesboek





timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide