Bijvoeglijk naamwoord

Week 37
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Week 37
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Programma deze week
Leerdoelen
Terugblik op vorige week
Instructie bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig werken: Kern 68 + oefenbladen

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze week
- Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en welke regels er zijn voor het schrijven van bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking.

- Ik kan de juiste vorm van bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking invullen in een zin.
- Ik kan bijzonderheden met bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking uitleggen.
- Ik kan zelf zinnen maken met bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking.


Slide 3 - Tekstslide

Voor mijn vlogs koop ik een ...
A
Vlogcamera
B
Vlog camera

Slide 4 - Quizvraag

Ik werk met een ...
A
Korte termijn planning
B
Korte termijnplanning
C
Kortetermijnplanning

Slide 5 - Quizvraag

Instructie
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Maar wat was dat ook alweer...
Een zelfstandig naamwoord is een mens/dier/plant/ding of naam.
Je kan er een bijvoeglijk naamwoord of lidwoord voor zetten.

Slide 6 - Tekstslide

Instructie
De oude man reed in zijn kleine autootje naar het zonnige Frankrijk.

Zelfstandige naamwoorden: man, autootje en Frankrijk
Oude zegt iets over man / kleine over autootje / zonnige over Frankrijk

Slide 7 - Tekstslide

Het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
  • De verbogen vorm meestal alleen met een -e: 
Blauw --> De blauwe lucht.
Vierkant --> Het vierkante spel.

  • De onverbogen vorm zonder -e
De lucht is blauw.
Het spel is vierkant.

Slide 8 - Tekstslide

Het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
  • Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan waarvan iets gemaakt is. De meeste eindigen op -en
IJzer --> Het ijzeren kruis.
Hout --> Het houten schip.
  • Enige uitzondering: woorden uit het Engels en nieuwe stoffen'
 Plastic --> Een plastic hoesje.

Slide 9 - Tekstslide

Noteer de bijvoeglijk naamwoorden:
De man kocht roestige spijkers bij de oude bouwmarkt.

Slide 10 - Open vraag

Het ... kind
A
Blije
B
Blijen

Slide 11 - Quizvraag

De ... fietsband
A
Rubbere
B
Rubberen

Slide 12 - Quizvraag

Andere bijvoeglijke naamwoorden
Van een (on)voltooid deelwoord kan je ook een bijvoeglijk naamwoord maken. Je schrijft het dan zo kort mogelijk op
  • Het geslaagde feest liep uit op een slaande ruzie
  • Het verkochte paard liep langs de verbrede weg.

Slide 13 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Stellende trap                  - oud         - vriendelijk
Vergrotende trap           - ouder     - vriendelijker
Overtreffende trap        - oudst     - vriendelijkst


Slide 14 - Tekstslide

Weinig, ... , ...

Slide 15 - Open vraag

Woordenschat

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent 'loom'?

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met 'een vlotte babbel hebben' waaruit blijkt dat jij de betekenis kent

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag!
1. Kern les 68
Opdrachten: 1 t/m 4, 6, 7, 9 en 10
Extra opdrachten: 5
Verdiepingsopdrachten: 8 en 11

2. Kern oefenblad les 68
3. Kijk je antwoorden goed na!
4. Leer de woordjes van Kern les 12, 40 en 68

Slide 19 - Tekstslide