kern les 37

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord??

Slide 2 - Woordweb

De jas is groen, het is dus een????jas

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
1: R ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat de trappen van vergelijking zijn.
2: T1 ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen de trappen van vergelijking.
3: T2 Ik kan de juiste bijvoeglijk naamwoorden en de trappen van vergelijking invullen in een zin.
4: I  Ik kan zelf zinnen maken met bijvoeglijk naamwoorden en de trappen van vergelijking
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 4 - Tekstslide

vul in :
goed, beter, .....?

Slide 5 - Open vraag

vul in :
weinig, minder.......?

Slide 6 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord= BIJGEVOEGD     Bijvoorbeeld: groot
zegt iets over het zelfstandig naamwoord.   Bijvoorbeeld  man....

Welke man???? De grote man 









Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord De-woorden
Het bijvoeglijk naamwoord= BIJGEVOEGD     Bijvoorbeeld: groot
zegt iets over het zelfstandig naamwoord.   Bijvoorbeeld  man....

Welke man???? De grote, lange, sterke man 

Bij de-woorden   +e   =    groot  +e  =  de grote, lange, sterke man
                                                   lang
                                                   sterk







Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord Het-woorden
Het bijvoeglijk naamwoord= BIJGEVOEGD     Bijvoorbeeld: groot
zegt iets over het zelfstandig naamwoord.   Bijvoorbeeld  huis....
Bij het-woorden (het huis, het kettinkje)   
 Het huis + -e   
Welke huis???? Het nieuwe huis------ een nieuw huis

Bij het woorden zonder -e , het kettinkje-------een nieuw kettinkje












Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
stellende trap: oud(e), mooi(e), Klein(e)
vergrotende trap: ouder, mooier, kleiner
overtreffende trap: oudst, mooist, kleinst

Let op;
lief-liever-liefst
goed-beter -best// weinig-minder-minst

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten blz 151-152-153

Dit is ook het huiswerk

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 17 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open vraag