klas 2 h.2 LEZEN bespreken opdracht 4 en 5

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we deze les?

  • Nakijken deel van het huiswerk opdr. 4 + 5 (blz.45 en verder).
  • Aan de slag met Studyflow AT2.1
     AT2. De opbouw van een tekst, gesprek of presentatie (1F)
  • klaar: oefen woorden met quizlet.

Slide 2 - Tekstslide




[1] Kinderen spelen uren per dag. Veel dieren vermaken zich met een tak of met een potje stoeien en zelfs volwassen mensen blijven vrolijk door ravotten. Maar ravotten kost veel tijd en energie die je ook aan nuttige dingen kunt besteden, zoals een schuilplaats of voedsel zoeken. Of, in het geval van mensen, aan naar school gaan of werken en geld verdienen. Waar is spelen dan toch goed voor?
Waarom spelen zo belangrijk is

Slide 3 - Tekstslide


Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 4 - Open vraag

[2] Het algemene beeld is dat je door te dollen in je jeugdjaren vaardigheden kunt oefenen voor later. Dat vergroot je kans op overleven. Zo zou stoeien een oefening zijn om later goed te kunnen vechten of jagen. Als dat klopt, zou je verwachten dat dieren die op jonge leeftijd niet met elkaar mochten spelen, totaal niet kunnen jagen of vechten. ‘Maar dat is niet zo’, weet Louk Vanderschuren, hoogleraar neurobiologie. Hij doet onderzoek naar speelgedrag, onder andere bij ratten. ‘Ratten die in de periode waarin ze het meest spelen, alleen werden gehuisvest en niet met soortgenoten konden spelen, bleken later prima te kunnen vechten.’
Welk signaalwoord past tussen de eerste en de tweede zin?
Welk tekstverband?

Slide 5 - Tekstslide

[3] Heeft een gebrek aan spel dan geen gevolgen? Toch wel. Vanderschuren: ‘Ratten die niet hebben gespeeld, gedragen zich als ze wat ouder zijn bij een agressieve interactie nogal onaangepast.’ Agressie is heel normaal voor ratten. Doel is om de tegenstander te verjagen, niet om hem te verwonden of te doden. Vechten wordt bij voorkeur vermeden: ratten dreigen liever. Ze maken zich groot en duwen elkaar omver. Pas als het niet lukt om het conflict zo te beslechten, bijten ze de ander in de flank of in de rug. In vergelijking met de ratten die wel hebben kunnen spelen, pakken de beestjes die het in hun jonge jaren zonder spel moesten doen, het heel anders aan. Ze zijn net als de ratten met een speelachtergrond behoorlijk agressief. Het verschil is echter dat ze daarbij niet dreigen, ze vallen meteen aan, ze bijten op gevoeligere plekken, zoals de buik en de kop en ze bijten harder door.

Slide 6 - Tekstslide


Vul de zin aan: 
Doordat bepaalde ratten in hun jeugd niet konden spelen...



A
gedragen ze zich als ze ouder zijn bij agressie ongepast
B
vermijden ze vechten en dreigen ze liever
C
als ze vechten bijten ze in de flank of in de rug
D
ze dreigen niet maar vallen meteen aan en bijten op gevoelige plekken.

Slide 7 - Quizvraag

[2] Het algemene beeld is dat je door te dollen in je jeugdjaren vaardigheden kunt oefenen voor later. Dat vergroot je kans op overleven. Zo zou stoeien een oefening zijn om later goed te kunnen vechten of jagen. Als dat klopt, zou je verwachten dat dieren die op jonge leeftijd niet met elkaar mochten spelen, totaal niet kunnen jagen of vechten. ‘Maar dat is niet zo’, weet Louk Vanderschuren, hoogleraar neurobiologie. Hij doet onderzoek naar speelgedrag, onder andere bij ratten. ‘Ratten die in de periode waarin ze het meest spelen, alleen werden gehuisvest en niet met soortgenoten konden spelen, bleken later prima te kunnen vechten.’
Welk signaalwoord past tussen de eerste en de tweede zin?
Welk tekstverband?

Slide 8 - Tekstslide

[4] Sociale interactie verloopt bij ratten dikwijls volgens ‘afgesproken’ regels, net als bij mensen. ‘Je pikt signalen van anderen op, je bent in staat deze te interpreteren en je past je eigen gedrag erop aan’, aldus Vanderschuren. ‘Het idee is dat je dat soort regels leert door te spelen.’ Wie niet speelt, weet niet hoe hij zich tegenover anderen moet gedragen. Daarom kan het voor een sociaal dier, zoals de mens, lastig worden om te overleven.

Welk signaalwoord voor een vergelijkend verband zie je in deze alinea?

Slide 9 - Tekstslide

opdracht 5

Heb je zin in tikkertje, ...... 1 wil je niet voor joker staan? Dan is kabaddi misschien iets voor jou. Deze sport, ontstaan in India, heeft ...... 2 ons aloude tikkertje een tikker. Het speelveld is verdeeld in twee helften. Het idee is dat een tikker van het ene team op de helft van de tegenstander zo veel mogelijk tegenstanders tikt. De moeilijkheid daarbij is dat hij op de vijandige helft niet mag inademen. Hij moet ...... 3 terug op eigen helft zijn voor hij in ademnood komt. Tegenstanders proberen zijn terugkeer te voorkomen door hem vast te houden .....4 vervolgens tegen de grond te werken. De vierduizend jaar oude sport wordt in verschillende landen gespeeld, ......5 Nepal en Sri Lanka.

 
 

Slide 10 - Tekstslide


Ga aan de slag met Studyflow AT2.1

  •  AT2. De opbouw van een tekst, gesprek of presentatie (1F)
  • tijd over: oefen met quizlet (zie Magister huiswerk morgen)
  • morgen proeftoets

Slide 11 - Tekstslide