Wat weet je over de stroomsterkte in een serieschakeling?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Jos heeft vier manieren bedacht om de stroomsterkte door een lampje te meten. Zie de schakelschema’s in figuur 9.
Welke is juist?
Slide 5 - Tekstslide
De boordlichten van een modelboot branden op een batterijtje. Anneke weet niet of de lampjes in serie of parallel geschakeld zijn. Om daar achter te komen, draait ze één van de lampjes los.
a Wat zal ze zien als de lampjes parallel zijn geschakeld?
b Wat zal ze zien als de lampjes in serie zijn geschakeld ?
Slide 6 - Tekstslide
De boordlichten van een modelboot branden op een batterijtje. Anneke weet niet of de lampjes in serie of parallel geschakeld zijn. Om daar achter te komen, draait ze één van de lampjes los.
a Wat zal ze zien als de lampjes parallel zijn geschakeld?
Ze zal dan zien dat de andere lampjes blijven branden.
b Wat zal ze zien als de lampjes in serie zijn geschakeld ?
Als de lampjes in serie geschakeld zijn, gaan alle lampjes uit als Anneke één lampje losdraait.
Slide 7 - Tekstslide
serie
parallel
Slide 8 - Tekstslide
Niels heeft drie verschillende lampjes parallel aangesloten op één batterij. Door lampje 1 loopt een stroom van 0,1 A, door lampje 2 een stroom van 0,25 A en door lampje 3 een stroom van 0,6 A.
Bereken de totale stroomsterkte.
Slide 9 - Tekstslide
Niels heeft drie verschillende lampjes parallel aangesloten op één batterij. Door lampje 1 loopt een stroom van 0,1 A, door lampje 2 een stroom van 0,25 A en door lampje 3 een stroom van 0,6 A.
Bereken de totale stroomsterkte.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe groot is de stroomsterkte bij...
A...
B...
C...
D...
Slide 11 - Tekstslide
Charlotte heeft een schakeling gemaakt met vijf gelijke lampjes.
a Welke lampjes zullen het felst branden? Waarom?
Door lampje 1 loopt een stroom van 0,6 A.
b Bereken de totale stroomsterkte die de batterij levert.