Klucht van de Koe, les 3

Klucht van de Koe, les 3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Klucht van de Koe, les 3

Slide 1 - Tekstslide

Welkom! 
Klucht van de koe les 3

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

- r. 1 Een kruik gaat zo lang te water tot hij barst
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 5 - Quizvraag

- r. 2 een boog kan met spannen tot hij in stukken breekt
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 6 - Quizvraag

- r. 9 – die dans ben ik gelukkig ontsprongen
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 7 - Quizvraag

- r. 18 – dames van plezier
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 8 - Quizvraag

- r. 20-24 het geld is blij dat het bevrijd is uit de geldkist
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 9 - Quizvraag

- r. 29 – zijn ze er als de kippen bij
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie

Slide 10 - Quizvraag

Lees mee
Regel 133 t/m 165: introductie van Joosje, de pierewaaier 
  • Teken of schrijf tijdens het luisteren op je bordje belangrijke dingen uit dit deel van het verhaal

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 8 
  1. De pierewaaier leert ons een belangrijke les. Welke les is dat?
  2. Hij gebruikt veel stijlfiguren en ook beeldspraak om ons van die les te overtuigen. Markeer in de originele tekst van Bredero met een markeerstift alle opsommingen die hij gebruikt.
  3. Citeer drie voorbeelden van beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie) en benoem ze.

Slide 12 - Tekstslide

opdracht 8 
r. 137: Een vrouw is het ergste wat een man kan overkomen

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 8 
r. 142 metafoor 
r. 147 metafoor en metafoor 
r. 150 metafoor 
r. 151 metafoor 
r. 152 metafoor 
r. 153 vergelijking 
r. 154 vergelijking 
r. 159 vergelijking

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 9 
  • Met welk bijvoeglijk naamwoord hangt de naam ‘Giertje’ samen en wat betekent het? 
  • Deze naam past goed bij haar. Bewijs dit met twee citaten.

Slide 16 - Tekstslide

Lees mee
  • Regel 227 t/m 254: de gauwdief verstopt de koe bij huize Kostverloren
  • Regel 255 t/m 317: de gauwdief en de boer gaan op weg naar Amsterdam

Slide 17 - Tekstslide

Verklaring begrippen
  • r. 307 degene die een ander laakt = degene die een ander zwartmaakt / over een ander roddelt
  • r. 320 rijksdaalders = De ‘Nederlandse rijksdaalder’ is de officiële benaming van de rijksdaalders van de Republiek der Nederlanden die zijn geslagen door alle provincies behalve de Groninger Ommelanden en door sommige steden. ”.
  • r. 322 vrekkig = gierig
  • r. 328 aalmoes = gift aan iemand die arm is

Slide 18 - Tekstslide

Lees mee
Regel 318 t/m 372: de boer loopt alleen

Slide 19 - Tekstslide

Verklaring begrippen
  • r. 354 schuttersfeesten = de schutterij bestond uit een groep gegoede burgers die de stad beschermde, zoals nu de brandweer, de politie en het leger doen.
  • r. 362 syfilis = seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door een bacterie: in de 17de eeuw bestonden er nog geen antibiotica, dus uiteindelijk stierf men aan syfilis.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 10
Welke les leert de boer ons over omgaan met geld?

Slide 21 - Tekstslide

Lees mee
  • Regel 373 t/m 385: de gauwdief loopt alleen
  • Regel 386 t/m  440: de gauwdief en de boer lopen samen

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 11
Hoe zorgt de gauwdief ervoor dat de boer zijn eigen koe gaat verkopen en het geld aan de gauwdief gaat geven?

Slide 23 - Tekstslide

Lees mee
  • Regel 441 t/m 481: Joosje en Giertje in Het Zwarte Paard

  • Regel 482 t/m  528: Giertje (de waardin), Joosje (de pierewaaier) en Gijsje (de gauwdief) in Het Zwarte Paard

Slide 24 - Tekstslide

Lees mee
  • Regel 529 t/m 573: de boer, de gauwdief, de waardin, de optrekker in Het Zwarte Paard.

  • Regel 574 t/m  578: de gauwdief vertrekt

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 14
Welke twee smoezen gebruikt de gauwdief om met twee borden en een mantel te vertrekken? 

Slide 26 - Tekstslide

Lees mee
  • Regel 579 t/m 617: de waardin, de optrekker en de boer

  • Regel 618 t/m 677: het zoontje van de boer, Keesje, komt aan in de herberg en het bedrog wordt duidelijk.

Slide 27 - Tekstslide

Verhaal is uit! 

Maak opdracht 17 t/m 20 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 17
Wat betekenen de volgende spreekwoorden? 
  • r. 655 Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.
  • r. 659 Hij heeft ons allemaal over een kam geschoren. 
  • r. 663 … zet ik de buurt op stelten. 
  • r. 671 boontje komt nu eenmaal altijd om zijn loontje.

Slide 29 - Tekstslide