DA1 les 22

Zij/hun/hen en als/dan
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zij/hun/hen en als/dan

Slide 1 - Tekstslide

Aanwezigheid

Slide 2 - Tekstslide

Zij/hun/hen
Je gaat eerst even kijken wat je al weet

Slide 3 - Tekstslide

Ik ga met ... mee naar de klas.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 4 - Quizvraag

... zijn ook gastvrij.
A
Zij
B
Hun
C
Hen

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb ... gevraagd het te vergeten.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 6 - Quizvraag


Dat is ... tas.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 7 - Quizvraag

Zij geven de sleutel aan ....

A
hun
B
hen
C
zij

Slide 8 - Quizvraag

Dat tijdschrift is van hen. Het is ... tijdschrift.
A
hun
B
zijn
C
hen
D
haar

Slide 9 - Quizvraag

Je kunt het toch aan ... vragen?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 10 - Quizvraag

Zij
Als het een onderwerp is: Zij moeten de bus halen.
Bij een vergelijking: Wij zijn slimmer dan zij.

Slide 11 - Tekstslide

Hen
Als het een lijdend voorwerp is: Ik heb hen opgehaald.
Na een voorzetsel: Ik ga met hen mee op vakantie.

Slide 12 - Tekstslide

Hun
Als het een bezittelijk voornaamwoord is: Het is hun opleiding.
Als het een meewerkend voorwerp is: Ik geef hun de boeken.

Slide 13 - Tekstslide

Hun
Als het een bezittelijk voornaamwoord is: Het is hun opleiding.
Als het een meewerkend voorwerp is: Ik geef hun de boeken.
Let op: Als er voor het meewerkend voorwerp het woordje aan staat, dan gebruik je weer hen. 
Immers, aan is een voorzetsel: Ik geef aan hen de boeken.

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen in Via Starttaal
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Als/dan
Je gaat eerst even kijken wat je al weet

Slide 16 - Tekstslide

Mijn zus was altijd al veel sterker ... ...
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 17 - Quizvraag

Het paard is drie keer zo zwaar ... het schaap.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Jij bent even lief ... je zus.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Wat is er mooier ... een festival met een lichtshow?
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

Mijn broertje is veel gekker ... ...
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 21 - Quizvraag

Als
Een vergelijking met zo: Die auto is twee keer zo duur als de mijne.
Een vergelijking met even: Deze taart is even lekker als die.

Slide 22 - Tekstslide

Dan
Een vergelijking met een overtreffende trap:
Dit huis is mooier/duurder/moderner dan het huis waar ik nu woon.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen in Via Starttaal

Slide 24 - Tekstslide