HP Oefentoets 2H U2 sports et passions

Unité 2
  • Vocabulaire (woordjes) 
  • Faire 
  • Pouvoir 
  • Bezitt vnw 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unité 2
  • Vocabulaire (woordjes) 
  • Faire 
  • Pouvoir 
  • Bezitt vnw 

Slide 1 - Tekstslide

L'équipe
Je fais du foot dans une équipe sympa.
A
de trainer
B
het team
C
de tegenstander
D
de scheidsrechter

Slide 2 - Quizvraag

J'ai appris (apprendre)
J'ai appris pour faire du surf
A
Ik heb geleerd
B
spelen
C
laten zien
D
ontmoeten

Slide 3 - Quizvraag

Une expérience
C'était une expérience inoubliable.
A
het verhaal
B
de dag
C
de uitzending
D
een ervaring

Slide 4 - Quizvraag

Inoubliable
C'était une expérience inoubliable.
A
onvergetelijk
B
intensief
C
gek
D
creatief

Slide 5 - Quizvraag

Un exposé
La classe fait un exposé sur leur sport favori.
A
een vergissing
B
een afspraak
C
een idee
D
een spreekbeurt

Slide 6 - Quizvraag

gagner une compétition
A
een wedstrijd verliezen
B
een wedstrijd volgen
C
een wedstrijd winnen
D
een wedstrijd kijken

Slide 7 - Quizvraag

Welke vraag hoort bij onderstaand antwoord?
"Le rugby est un sport dur, physiquement. Il faut s'entrainer quatre fois par semaine".
A
Comment tu t'entraines?
B
Qu'est-ce qu'il y a?
C
Qu'est-ce que tu peux conseiller?
D
Où tu vas faire du rugby?

Slide 8 - Quizvraag

Welke Franse woorden hebben te maken met voetbal?
Noem er 5.

Slide 9 - Woordweb

faire
(doen)
il/elle/on
ils
tu
je/j'
font
fais
fait
fais

Slide 10 - Sleepvraag

Il (faire) ______ beau?
(noteer alleen de juiste vorm)

Slide 11 - Open vraag

Ils (faire) ______ les devoirs?
(noteer alleen de juiste vorm)

Slide 12 - Open vraag

Je (faire) ______ mes devoirs?
(noteer alleen de juiste vorm)

Slide 13 - Open vraag

nous ______ (faire)
(noteer alleen de juiste vorm)

Slide 14 - Open vraag

Oefenen met pouvoir (kunnen, mogen)

Slide 15 - Tekstslide

Mag ik ...?
A
Je peux...?
B
Tu peux...?
C
On peut...?
D
Il peut...?

Slide 16 - Quizvraag

U kunt
A
Nous pouvons
B
Elle peut
C
Vous pouvez
D
Elles peuvent

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Nous ...
A
pouvont
B
peuvent
C
pouvez
D
pouvons

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Ils ...

Slide 19 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
aller -aux toilettes - peux - je - ?

Slide 20 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
une pizza - nous - manger - pouvons - .

Slide 21 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord
Je kijkt altijd naar het woord erachter, het bezit. 
NOOIT NAAR DE EIGENAAR VAN WIE "HET BEZIT" IS. 

Slide 22 - Tekstslide

(Haar)___ père travaille comme prof.
A
Son
B
Sa
C
S'
D
Ses

Slide 23 - Quizvraag

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses
D
ta

Slide 24 - Quizvraag

c'est (onze) .............. hond
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 25 - Quizvraag

c'est (hun)________ ami
A
leurs
B
sleur
C
leur
D
luer

Slide 26 - Quizvraag

voilà (uw)................vêtements
A
vos
B
voi
C
votre
D
wu

Slide 27 - Quizvraag