VWO2- 3.5-Het immuunsysteem

Open je boek op blz. 221
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Open je boek op blz. 221

Slide 1 - Tekstslide

3.5 Het immuunsysteem

Leerdoelen:

  • Ik kan beschrijven hoe antistoffen                                 bescherming bieden tegen infecties.
  • Ik kan beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  • Ik kan  omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 2 - Tekstslide

Antigenen
  • Infectie: binnendringen van ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels)
  • Lichaamsvreemde stoffen worden herkent aan de antigenen. 
  • Een antigeen is een eiwit op de buitenkant van een cel of van een virus.   
  • Immuunsysteem gaat aan de slag; 
  • Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk     door insluiten of door het maken van antistoffen.

Slide 3 - Tekstslide

Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk door insluiten;

Slide 4 - Tekstslide

of door het maken van antistoffen;

Slide 5 - Tekstslide

Antistoffen
  • Antistoffen werken specifiek:                                                               ze werken maar op één antigeen.
  • Ziekteverwekkers worden                                                                      in-actief gemaakt.

Slide 6 - Tekstslide

natuurlijke Immuniteit (opbouwen)
  1. Na een infectie blijft de antistof nog een tijdje  in bloed aanwezig. 
  2. Bovendien 'onthouden' de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. 
  3. Word je later nog een keer met dezelfde ziekteverwekker besmet, dan kunnen de witte bloedcellen vrijwel                                                            onmiddellijk antistof maken. 
  4. Je wordt dan niet ziek;                                                                                                          je bent immuun geworden voor deze ziekte. 

Slide 7 - Tekstslide

   Kunstmatige immuniteit
Op een kunstmatige manier door inenting / vaccinatie.
Spuit met dode of verzwakte ziekteverwekkers (dit heet een vaccin).
Witte bloedcellen gaan na vaccinatie antistoffen maken.
Wanneer later de echte ziekteverwekkers binnendringen, hebben je witte bloedcellen 'onthouden' welke antistoffen ze snel kunnen en zullen gaan aanmaken, je wordt nu niet ziek.

Slide 8 - Tekstslide

 Rijksvaccinatieprogramma;
Als er een vaccinatiegraad is van 95% kan een ziekte zich niet verspreiden over de bevolking. 

Slide 9 - Tekstslide

Ouders laten hun kinderen niet (volledig) inenten. De reden hiervoor kan zijn dat kun geloof het niet toestaat, of dat ze te weinig kennis hebben over de veiligheid van vaccineren. 

Slide 10 - Tekstslide

Allergische reactie
  • Een allergische reactie op vaccinatie.
  • Of een overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
  • allergische reactie: rode plek, huiduitslag, branderig gevoel, jeuk, etc. 
  • allergische reactie kunnen verergeren: slijmvliezen opzwellen, dikke lippen, vlekken op de huid, benauwd--> dat noem je een anafylactische reactie. In ernstige gevallen ook verwijde bloedvaten en dalende bloeddruk.
  • Bij een anafylactische reactie met je een EpiPen gebruiken; een injectienaald met adrenaline, die de reactie tegengaat. 

Slide 11 - Tekstslide

start maken met je huiswerk;
  • thema 3
  • basisstof 3.5
  • Maak opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9
Wil je meer weten over het corona-vaccin; blijf dan kijken voor het filmpje. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

 huiswerk voor 6 maart +
  • basisstof 3.5;  opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9

  • Roulatiepracticum staat gepland voor 7 maart.

  • Proefwerk staat gepland voor 20 maart;                                     gaat over thema 3, 3.1 t/m 3.8 + LO 3 

Slide 14 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=lnyplk6lEhg&list=PLr1tx9agautHvb7prH9yuyw_W9DirB76I&index=5

Slide 15 - Tekstslide