In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat was je score op biologiepagina voor huiswerk?
Slide 1 - Open vraag
Welke vragen heb je over het huiswerk of over deel 1 van 3.5?
Slide 2 - Woordweb
Voorkennis ophalen
Wat is er van de vorige les blijven hangen?
Slide 3 - Tekstslide
Waaraan kan je lichaam herkennen dat een stof lichaamseigen of lichaamsvreemd is?
Slide 4 - Open vraag
Op welke cellen zitten antigenen
A
Alleen op ziekteverwekkers
B
Op alle niet menselijke cellen
C
Op alle cellen
Slide 5 - Quizvraag
Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bacteriën
Slide 6 - Quizvraag
Wat is immuniteit?
Slide 7 - Open vraag
Antigenen en antistoffen
Cellen kunnen herkend worden door antigenen. Wanneer je witte bloedcellen de lichaamsvreemde stoffen gaat eten, leert het de antigenen kennen. Zo maken ze voor dat antigen een antistof.
Een antistof is specifiek voor één antigen. > sleutel en slot
Slide 8 - Tekstslide
Stel de ziekteverwekker is door de 1e verdedigingslinie (huid) en zit in ons bloed.
Wat dan?
Slide 9 - Tekstslide
Reactie
Sommige witte bloedcellen eten alles op wat niet in je lichaam hoort waar lichaamsvreemde antigenen op zitten (bacteriën, virussen, tattoo-inkt, splinter).
Slide 10 - Tekstslide
Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken die precies op het antigeen passen.
Slide 11 - Tekstslide
Antistoffen
Elke witte bloedcel kan maar één type antistof maken.
Elke antistof is uniek voor één antigeen.
Slide 12 - Tekstslide
Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bacteriën
Slide 13 - Quizvraag
Immuniteit
Ná een besmetting duurt het even voor er voldoende van de juiste antistof wordt aangemaakt. Tot die tijd ben je ziek.
Als je weer beter bent (door voldoende antistoffen te maken) onthouden de witte bloedcellen welke antistoffen ze gemaakt hebben en hoe het moest.
Slide 14 - Tekstslide
Immuniteit
Bij een volgende infectie met hetzelfde antigeen worden er sneller meer antistoffen gemaakt.
Je wordt dan niet weer ziek, je doodt de ziekteverwekker al voordat hij je ziek kan maken
Slide 15 - Tekstslide
Wat denk je? Waarom kun je meerdere keren in je leven griep krijgen van een griepvirus?
Slide 16 - Open vraag
Maar waarom heb je toch steeds een verkoudheid of een griepje?
Je hebt op een natuurlijke manier antistoffen gekregen
Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker omdat je er al een keer ziek van bent geweest.
Vaak bij: verkoudheid, waterpokken
Via moedermelk
Slide 18 - Tekstslide
Kunstmatige immuniteit (vaccin)
Een injectie dat bestaat het uit delen van een virusofbacterie of een verzwakte versie. Je lichaam wordt er niet of nauwelijks ziek door, maar je witte bloedcellen leren ze zo wel herkennen en onthouden!
Slide 19 - Tekstslide
Vaccinatiegraad
Hoe meer mensen immuun zijn voor een ziekte hoe lager de kans dat iemand die niet is ingeënt toch kan worden besmet.
Een hoge vaccinatiegraad is dus belangrijk voor iedereen, niet alleen voor degene die gevaccineerd is.
Een goede vaccinatiegraad is 95%.
Slide 20 - Tekstslide
En tot slot: zijn vaccinaties gevaarlijk?
Kort antwoord: Nee.
Lang antwoord: Nee, ze zijn zorgvuldig getest en onderzocht. Maar net als heel veel andere stoffen kun je er bijvoorbeeld een allergische reactie op krijgen.
Nog langere antwoord: Nee, want: (4.00 t/m. het einde):