Grammatica zinsontleding H1, vwo 1

Grammatica zinsontleding H1
- zinsdelen
- persoonsvorm
- onderwerp
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsontleding H1
- zinsdelen
- persoonsvorm
- onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de lessenserie kun je: 
- de persoonsvorm van een zin vinden
- het onderwerp van een zin vinden
- zinnen in zinsdelen verdelen 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Mila en Sem hebben de hele dag spullen klaargezet voor de vrijmarkt.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Achter de sportvelden laten de mensen hun hond uit.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Die instelling verzamelt kapotte mobieltjes voor hergebruik.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wie is gisteren naar de bioscoop geweest?

Slide 6 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Op het einde werd de finale erg spannend.

Slide 7 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Het rode huis met de groene luiken en de blauwe voordeur moet grondig gerenoveerd worden.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Rechts naast de sporthal speelt een klein jongetje.

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel verschillende zinnen kun je met onderstaande zin maken door de woordvolgorde te veranderen?

In Rotterdam krijgen fietsers bij regenweer sneller een groen stoplicht.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de pv in onderstaande zin?
Door de najaarsstorm waaiden de dakpannen van het dak.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de pv in onderstaande zin?
Hij sloeg de spijker op de kop.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de pv in onderstaande zin?

De docent heeft het proefwerk nog niet nagekeken.

Slide 13 - Open vraag

Zinsdelen
Zinsontleding is eigenlijk het verdelen van een zin in stukjes.

Ieder stukje geef je dan een naam. Deze naam kan bestaan uit meerdere woorden, maar ook uit een apart woord.
 Al die zinsdelen hebben een bepaalde functie in de zin. Om te weten wat een zinsdeel is, zoek je allereerst de persoonsvorm in de zin. Dit is ook een zinsdeel. Alles wat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel. 

Slide 14 - Tekstslide

Nederland | is | zaterdag | derde | geworden | op het wereldkampioenschap voetbal.
Is / Nederland / zaterdag / derde / geworden / op het wereldkampioenschap voetbal? 
Zaterdag / is / Nederland / derde / geworden / op het wereldkampioenschap voetbal. 
Derde / is / Nederland / zaterdag / geworden / op het wereldkampieonschap voetbal
Op het wereldkampioenschap voetbal / is / Nederland / zaterdag / derde / geworden. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Mijn zusje gaat nooit naar die discotheek

Slide 16 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Sam speelt graag verstoppertje.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op donderdag is het restaurant bij mij op de hoek gesloten.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wie heeft dat aan de docent gevraagd?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het heeft vannacht keihard geregend.

Slide 20 - Open vraag

Ik vind dit
A
makkelijk
B
moeilijk
C
niet moeilijk, maar ook niet makkelijk

Slide 21 - Quizvraag