Taalontwikkeling en taalverwerving samenvatting blok

Samenvattingsquiz 
van het afgelopen blok TAALONTWIKKELING
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samenvattingsquiz 
van het afgelopen blok TAALONTWIKKELING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent VVE:

A
Vroeg- en Voorschoolse Educatie
B
Vroeg- en Schoolse Educatie
C
Vruit, vrietjes enzovoorts
D
Vroeg Voortvarende Educatie

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent fonetisch?
A
Muziek maken
B
klankontwikkeling
C
Vocaliseren
D
Semantisch aspect

Slide 3 - Quizvraag

Zie Mattheüs 1:21 en Lukas 1:31

Wat is een onderdeel van het syntactisch aspect?
A
Vijftigwoordengrens
B
Tweewoordenzin
C
Vocaliseren
D
Brabbelen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een onderdeel van schriftelijke taalontwikkeling?
A
Vocaliseren
B
Vijftigwoordengrens
C
Voorlezen
D
Ontdekken dat woorden bestaan uit letters

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met intonatie?
A
Het gebruik van verschillende stemmen voor verschillende personen in het verhaal
B
Afwisseling in stemgebruik
C
Het inlassen van korte pauzes tijdens het voorlezen
D
Duidelijk spreken en uitspreken van klanken

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat wordt bedoeld met articulatie?
A
Het gebruik van verschillende stemmen bij het voorlezen
B
Afwisseling in stemgebruik.
C
Het inlassen van korte pauzes tijdens het voorlezen.
D
Duidelijk spreken en uitspreken van klanken.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met coderen?
A
De ontwikkeling van de vaardigheid van kinderen die leren praten
B
Het woord in je hoofd opschrijven op papier
C
Het woord op papier in je hoofd kunnen plakken en uitspreken
D
Een baby die bellen blaast en probeert te brabbelen

Slide 8 - Quizvraag

Zie Mattheüs 1:21 en Lukas 1:31
Welke onderstaande bewering is juist?
A
1. Met actieve en passieve woordenschat bedoelen we dat een kind naar woorden luistert en kan begrijpen
B
2. Met actieve en passieve woordenschat bedoelen we dat een kind nieuwe woorden gebruikt in zijn taalgebruik
C
3. Met actieve en passieve woordenschat bedoelen we dat een kind nieuwe woorden eerst begrijpt (passief) en dan kan gebruiken in zijn dagelijkse gebruik (actief)
D
4. Met actieve en passieve woordenschat bedoelen we dat kinderen weten wat de woorden actief en passief betekenen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie geeft er een VVE indicatie
A
dokter in het ziekenhuis
B
consultatiebureau
C
ouders
D
de juf/meester

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AVG staat voor:
A
Algemene verordening gegevensbescherming
B
Algemene vorming gegevensbescherming
C
Anderstalige vormende gegevens
D
Anders Vormen van gegevens

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist?
A
een leerlingvolgsysteem wordt gebruikt op basisscholen, een kindvolgsysteem op de opvang
B
Een kindvolgsysteem wordt gebruikt op basisscholen, een leerlingvolgsysteem op de opvang
C
Een leerlingvolgsysteem voor VO is parnassys
D
Een voorbeeld van een kindvolgsysteem is parnassys

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies