les 11 poëzieanalyse 1



5h poëzieanalyse les 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



5h poëzieanalyse les 1

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaan we in periode 1 ook alweer aan werken?
  • Poëzieanalyse (SE Poëzie in de toetsweek)
  • Handelingsdeel leesboek 4 (boek #1 van dit jaar)
  • Oefenen met een eindexamen / leesvaardigheid
  • Oefenen uit het lesboek: cursus 10 Eindexamen
    (paragraaf 1-3)





Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Ik weet wat ik moet kunnen op het SE poëzieanalyse 
  • Ik lees en luister poëzie
  • Ik kan een vergelijking,
                            metafoor,
                            personificatie en
                            metonymia herkennen.





Slide 3 - Tekstslide

SE poëzieanalyse
In de toetsweek periode 1, weging 10, 45 minuten

Slide 4 - Tekstslide

SE poëzieanalyse
In de toetsweek, weging 10, 45 minuten
Ik kan…
  • Rijmschema’s herkennen (eindrijm en beginrijm)
  • Beeldspraak herkennen (vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia)
  • Stijlfiguren herkennen (hyperbool, antithese, repetitio, paradox, eufemisme, understatement, woordspeling)
  • Dichtvormen herkennen (limerick, haiku, sonnet, visuele poëzie, naamdicht, pastiche)
  • Je leert het door te oefenen, literair talent is niet nodig!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is eigenlijk poëzie?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is eigenlijk poëzie?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is eigenlijk poëzie?
  • rijm?
  • vorm?
  • gevoelens?
  • spoken word?
  • kunst? Liedjes?
  • strofen?
  • ABC'tjes?
  •  moeilijke woorden?
  • Veel enters?

Slide 8 - Tekstslide

reader
Poëzieanalyse
Deel 1: theorie
Deel 2: opdrachten
Deel 3: gedichten (bloemlezing)

Lezen pagina 2

Slide 9 - Tekstslide

Reader
Poëzie-analyse p. 2
  • bladspiegel anders dan bij proza
  • versregels in groepje (strofe)
  • spelen met taal
  • nieuwe woorden (neologismen)
  • enjambement

Slide 10 - Tekstslide

Reader
Poëzie-analyse p. 2
  • bladspiegel anders dan bij proza
  • versregels in groepje (strofe)
  • spelen met taal
  • nieuwe woorden (neologismen)
  • enjambement

Slide 11 - Tekstslide

De ochtend erna
Bab Gons 
(Dichter des vaderlands 2023/2024)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hoe kies je een boek?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Om een gedicht te kunnen analyseren
Leer je over rijm,
                            beeldspraak,
                                   stijlfiguren,
                                                verschillende dichtvormen

Slide 16 - Tekstslide

Beeldspraak, blz. 4
  • Vergelijking


  • metafoor
  • personificatie
  • metonymia
- met als
-zonder als 

Slide 17 - Tekstslide

Vergelijking met als
(zoals of evenals)
Object en beeld worden genoemd


Henk is zo dom als een pannenkoek

Slide 18 - Tekstslide

Vergelijking zonder als
(zoals of evenals)
Object en beeld worden genoemd

Henk is echt een pannenkoek


Slide 19 - Tekstslide

Metafoor
Vergelijking waarbij alleen het beeld wordt genoemd
Het object wordt weggelaten/blijft impliciet

Daar loopt die pannenkoek.
Die pannenkoek is weer eens veel te laat.

Slide 20 - Tekstslide

Metafoor of vergelijking?
  1. Mijn nichtje is echt een blij ei!
  2. Valt die dictator vandaag uit?
  3. Wat een varkenshok!
  4. Jij bent net een kameleon.
  5. Ik krijg een punthoofd van jouw gedrag.
  6. Gamen zit in zijn dna.
  7. Dat slaat als een tang op een varken.
  8. Is dat heilige boontje ook nagebleven?


  1. Vergelijking
  2. Metafoor
  3. Metafoor
  4. Vergelijking
  5. Metafoor
  6. Metafoor
  7. Vergelijking (met als) 
  8. Metafoor

Slide 21 - Tekstslide

Personificatie
Aan een plant, boom, ding of dier worden menselijke eigenschappen toegekend.
  • De angst grijpt me bij de keel.
  • Het leven lacht haar toe.
  • De koekjes verleiden ons met hun geur.
  • De stoel kermde onder het gewicht van de vrouw. 
  • Mijn oude fiets smeekt om een opknapbeurt.

Slide 22 - Tekstslide

Metonymia
Het gaat niet om een overeenkomst, maar om een bepaald kenmerk van iets of iemand.
  1. Deel in plaats van geheel: die lange, die kale, die neus is crimineel 
  2.  Geheel in plaats van deel: Nederland scoort! Leerdam gaat aan kop!
  3.  Maker in plaats van product: Daar hangt een Van Gogh. Ik spaar voor                                                                                                                            een Chanel.  
  4.  Materiaal in plaats van product: ik werk aan een doek, hij won brons.
  5.  Houder in plaats van inhoud: nog een kopje? Lust je een bakkie? 

Slide 23 - Tekstslide

Metonymia
Het gaat niet om een overeenkomst, maar om een bepaald kenmerk van iets of iemand.
  1. Deel in plaats van geheel: die lange, die kale, de Neus is crimineel! Hij nam een bloemetje mee voor zijn vrouw.
  2.  Geheel in plaats van deel: Nederland scoort! Leerdam gaat aan kop!
  3.  Maker in plaats van product: Daar hangt een Van Gogh. Ik spaar voor                                                                                                                            een Chanel.  
  4.  Materiaal in plaats van product: ik werk aan een doek, hij won brons.
  5.  Houder in plaats van inhoud: nog een kopje? Lust je een bakkie? De zaal applaudisseerde.

Slide 24 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Vergelijking


  • metafoor
  • personificatie
  • metonymia
- met als
-zonder als 
Maak opdracht A 'Beeldspraak' blz. 2 (opdrachtenboekje)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Nakijken opdracht A, beeldspraak
  1. metafoor
  2. vergelijking zonder als
  3. metafoor
  4. metonymia 
  5. personificatie
  6. metonymia
  7. metafoor
  8. personificatie
  9. metonymia
  10. metafoor

Slide 27 - Tekstslide