Samengestelde zinnen/voegwoorden hhweek

Vandaag 

  • Theorie les 35, samengestelde zinnen en voegwoorden

  • Opdrachten maken
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 

  • Theorie les 35, samengestelde zinnen en voegwoorden

  • Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Genres boek

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat voor zinnen zijn dit?

Ik vind hoofdzinnen wel logisch maar bijzinnen zijn wat ingewikkelder.
A
twee hoofdzinnen nevenschikkend
B
twee bijzinnen
C
één hoofdzin
D
één hoofdzin en één bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor zinnen zijn dit?

Als je dit nu nog niet goed begrijpt moet je de theorie in KERN heel goed gaan nalezen.
A
twee hoofdzinnen nevenschikkend
B
twee bijzinnen
C
een hoofdzin en een bijzin onderschikkend
D
een bijzin en een hoofdzin onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor zinnen zijn dit?

De leerlingen zijn alweer in de 4e periode van dit jaar terwijl het eigenlijk lijkt of het jaar net begonnen is.
A
twee hoofdzinnen en een bijzin
B
één hoofdzin en twee bijzinnen
C
drie hoofdzinnen
D
drie bijzinnen

Slide 22 - Quizvraag

Hij loopt op straat terwijl hij krukken heeft.

terwijl is een ....
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 23 - Quizvraag

Noteer de voegwoorden en geef aan of het om nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden gaat. 
1. In Düsseldorf zijn twee mannen veroordeeld, omdat ze mobiele toiletten hadden gestolen.

2. Veel mensen willen geen lid worden van een sportvereniging of ze hebben er geen geld voor.

3. Tania vindt het fijn dat ze de zaterdag met haar neefjes en nichtjes kan doorbrengen.

4. Er is vaak onduidelijkheid over de vraag of de eigenaar aansprakelijk moet worden gesteld.

5. Indien de overvaller zich niet zelf meldt, zullen de beveiligingsbeelden openbaar worden gemaakt.


Slide 24 - Tekstslide

Noteer de voegwoorden en geef aan of het om nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden gaat. 
1. In Düsseldorf zijn twee mannen veroordeeld, omdat ze mobiele toiletten hadden gestolen.
Omdat = onderschikkend
2. Veel mensen willen geen lid worden van een sportvereniging of ze hebben er geen geld voor.
of = nevenschikkende
3. Tania vindt het fijn dat ze de zaterdag met haar neefjes en nichtjes kan doorbrengen.
dat = onderschikkend
4. Er is vaak onduidelijkheid over de vraag of de eigenaar aansprakelijk moet worden gesteld.
of = onderschikkend
5. Indien de overvaller zich niet zelf meldt, zullen de beveiligingsbeelden openbaar worden gemaakt.
Indien = onderschikkend


Slide 25 - Tekstslide

Oefenen

Maak alle opdrachten van het oefenblad

Slide 26 - Tekstslide

Volgende les
Huiswerk: Opdracht 1 , 2(a t/m e) en 4
bladzijde 142-145
Theorie: les 35 

Slide 27 - Tekstslide

Maak de rest van het oefenblad

Slide 28 - Tekstslide