hst 3 paragraaf 3 "rekenen aan verbrandingsreacties"

hst 3.3 "rekenen aan verbrandingsreacties"
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 3.3 "rekenen aan verbrandingsreacties"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt berekeningen maken bij een reactievergelijking van een verbrandingsreactie op basis van de massaverhouding waarin de stoffen bij de reactie betrokken zijn.
  • Je kunt berekenen welke beginstof in overmaat aanwezig is op basis van een gegeven massaverhouding en gegeven massa's van twee beginstoffen.
  • Je kunt met behulp van een diagram of een tabel afleiden in welke massaverhouding twee stoffen bij een reactie betrokken zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Herhaling 3.1 en 3.2
Filmpje Miranda Onstenk
Herhaling over molucuulmassa en massaverhouding
uitleg over overmaat
samen een paar oefeningen
lezen en maken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Welk onderdeel uit de branddriehoek kun je met behulp van water weg halen.
A
Warmte
B
Brandstof
C
Zuurstof

Slide 5 - Quizvraag

Ik blaas een kaars uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik hier weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 6 - Quizvraag

Ik zet een potje over een brandende kaars. De kaars gaat uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 7 - Quizvraag

Een brandende oliebron kan je doven door dynamiet te laten ontploffen. Wat doe je dan?
A
Je haalt de zuurstof weg
B
Je verlaagt de temperatuur.
C
je haalt de brandstof weg

Slide 8 - Quizvraag

Hoe moet je de vlam in de pan blussen?
A
Afdekken
B
Met water
C
Met zand
D
Kouder maken

Slide 9 - Quizvraag

Er is een vlam in de pan. Wat kun je dan het beste doen?
A
Met water blussen.
B
Een blusdeken op de pan leggen.
C
Met een poederblusser blussen.

Slide 10 - Quizvraag

Welke brand kan je beter niet met water blussen?
Geef meerdere antwoorden.
A
Vlam in de pan
B
Schoorsteenbrand
C
Benzinebrand
D
Brandend staalwol

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Rekenen met massaverhouding
  1. Geef de kloppende reactievergelijking
  2. Schrijf de massaverhouding op
  3. Gegeven/gevraagd
  4. Maak een verhoudingstabel

Krijg je een volume van een vloeistof of gas? Reken dit eerst om naar massa!

Slide 13 - Tekstslide

Hoe bereken je de molecuulmassa?

De massa van de atomen haal je uit je BINAS
tel alle massa's van de atomen bij elkaar en je hebt de molecuulmassa van het molecuul

(zie figuur 7.13 uit je boek op blz 29)

Slide 14 - Tekstslide

molecuulmassa van ethaan
  • ethaan = C2H6
  • 1 C-atoom = 12 u
  • 1 H-atoom = 1 u
  • totaal dus 2x12 en 6x1 = 30 u
  • molecuulmassa van ethaan = 30 u

Slide 15 - Tekstslide

Massaverhouding
  • Maak een kloppende reactievergelijking.
  • De verbranding van ethaan
  • bijv: 2 C2H6 + 7 O2 --> 4 CO2 + 6 H2O
  • reken de molecuulmassa's uit
  • C2H6=30 : O2=32 : CO2=44 :  H2O=18
  • 2x30 : 7x32  : 4x44 : 6x18
  • massaverhouding is: 60 : 224 : 176 : 108 

Slide 16 - Tekstslide

Overmaat: Cake bakken





4 eieren                halve liter melk             200 gram meel

Slide 17 - Tekstslide

Overmaat
Wanneer een van de beginstoffen op is stopt de reactie.
De andere beginstof is dan niet altijd op, je spreekt dan van een stof in overmaat.


Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld: verbranding methaan
Je laat 20 gram methaan verbranden met 75 gram zuurstof. Laat met een berekening zien welke stof in overmaat aanwezig is.

  1.      16            +      64         ->        44         +      36
  2.      20            +       ??        ->         

CH4+2O2>CO2+2H2O

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld: verbranding methaan
Je laat 20 gram methaan verbranden met 75 gram zuurstof. Laat met een berekening zien welke stof in overmaat aanwezig is.

  1.      16            +      64         ->        44         +      36
  2.      20            +       ??        ->         
  4.

Welke stof is er nu in overmaat aanwezig?
CH4+2O2>CO2+2H2O
166420=80

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 36
Bij de volledige verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide. De reactie die optreedt is:
C(s) + O2(g) → CO2(s)
15 g koolstof wordt verbrand met 50 g zuurstof.
a. Bereken hoeveel zuurstof er nodig is voor de verbranding van 15 g koolstof. Gebruik hiervoor eventueel de verhoudingstabel.

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 36

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 36
b. Welke stof is er in overmaat aanwezig?
c. Bereken hoeveel g deze overmaat is
d. Hoeveel g koolstofdioxide ontstaat er?
e. Gebruik je berekeningen hierboven om in te vullen hoeveel van elke stof er na de reactie aanwezig is.

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 37
Bij de reactie tussen koper en zuurstof ontstaat de vaste stof koperoxide: CuO.

a. Stel de reactievergelijking op. Noteer ook de toestandsaanduidingen.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 37
Je laat 18 g koper en 11 g zuurstof met elkaar reageren.

b. Bereken welke stof, koper of zuurstof, er in overmaat aanwezig is.
c. Bereken hoeveel gram de overmaat bedraagt.
d. Gebruik je berekeningen hierboven om in te vullen hoeveel van iedere stof er na de reactie aanwezig is.

Slide 25 - Tekstslide

Waterstofgas is een goede nieuwe brandstof voor auto's. Bij de verbranding ontstaat alleen water.
Geef de reactievergelijking en de massaverhouding.

Slide 26 - Open vraag

lezen en maken
Lezen hst 3 paragraaf 3
Maken hst 3 paragraaf 3 vraag 32 tm 35
Vraag 36 en 37 samen

Slide 27 - Tekstslide