In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
6.1 + 6.2
Hoe wordt er geproduceerd?
Van alle markten thuis?
Slide 1 - Tekstslide
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Slide 2 - Tekstslide
Productiefactoren
Slide 3 - Tekstslide
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Productiefasen
Slide 4 - Tekstslide
Afschrijving
Slide 5 - Tekstslide
2 Soorten markten:
Concrete markt
Deze kun je bezoeken (weekmarkt, winkel)
Abstracte markt
Het geheel van alle vraag en aanbod naar een bepaald product (telefoonmarkt)
Slide 6 - Tekstslide
abstracte markt
concrete markt
Slide 7 - Tekstslide
Concurrenten
Wat zijn concurrenten ?
Wie is de concurrent van iPhone ?
Wie is de concurrent van Nike ?
Slide 8 - Tekstslide
1 Marktaandeel
Slide 9 - Tekstslide
Evenwichtshoeveelheid/ evenwichtsprijs
Wat is de evenwichtshoeveelheid?
50 stuks
Wat is de evenwichtsprijs?
€525
Slide 10 - Tekstslide
effe chekken...
Slide 11 - Tekstslide
In Doetinchem zijn er 3 bloemisten. De totale afzet van rozen op Valentijnsdag is 1150 rode rozen. Roberto's Flowershop verkoopt 450 rode rozen op deze dag. Hoe groot is haar marktaandeel?
A
33%
B
39%
C
33,3%
D
39,1%
Slide 12 - Quizvraag
In welke zin hieronder is het begrip productiefactoren goed omschreven?
Productiefactoren zijn:
A
Hulpmiddelen bij de productie.
B
Kapitaalgoederen.
C
Mensen die werken.
D
Natuur, arbeid en kapitaalgoederen.
Slide 13 - Quizvraag
Tim koopt voor €20.000 een bedrijfswagen. Deze gaat 4 jaar mee. Hoeveel is de afschrijving per jaar?
A
4.000
B
5.000
C
20.000
D
2.500
Slide 14 - Quizvraag
welke markt zie je?
A
concrete markt
B
abstracte markt
Slide 15 - Quizvraag
Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief
Slide 16 - Quizvraag
Stelling: De consument behoort tot de bedrijfskolom