H6.2 Van alle markten thuis?

6.2 Van alle markten thuis? 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.2 Van alle markten thuis? 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 6.1

- Welke productiefactoren heb je nodig om te produceren?
- Hoe bereken je de afschrijving?

- Wat is een bedrijfskolom?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 6.2

- Wat is een markt?

- Hoe heeft de vraag en het aanbod invloed op de prijs?

- Waarom is het marktaandeel voor een bedrijf belangrijk?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

6.2 Van alle markten thuis? 
Markten
  1. Concrete markt
  2. Abstracte markt
een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden gehandeld.
Het geheel van vraag naar en aanbod van een product.
  • Producenten zorgen voor aanbod van producten
  • Consumenten zorgen voor de vraag naar producten
Vraag 14

Slide 5 - Tekstslide

6.2 Van alle markten thuis? 
Verkoopprijs bepalen:
  1. De inkoopprijs
  2. Concurrentie
  • meer aanbod, minder vraag -> lagere prijs
  • meer vraag, minder aanbod -> hogere prijs
Concurrenten:
alle bedrijven die goederen of diensten aanbieden die in dezelfde behoeften van consumenten voorzien.
Vraag 16
Vraag 17
Rekenvraag 6
blz. 184

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

6.2 Van alle markten thuis? 
  • vraag- en aanbodlijn
  • marktaandeel

Slide 8 - Tekstslide

Vraag en aanbod van fietsen

Slide 9 - Tekstslide



  • Bij het 'kruispunt' zijn vraag en aanbod gelijk (in evenwicht)
  • Wat is de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?

Slide 10 - Tekstslide

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
  • De evenwichtshoeveelheid --> is de vraag en het aanbod die hoort bij de evenwichtsprijs.
  • De evenwichtsprijs -->  is de prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn.
  • Waar in de grafiek de vraaglijn de aanbodlijn kruist, is er precies evenveel vraag als aanbod.

Slide 11 - Tekstslide

6.2 Van alle markten thuis? 
Marktaandeel:
  • Vergelijken van het ene bedrijf met het andere bedrijf
  • De omzet of afzet van een bedrijf uitgedrukt als percentage van de totale omzet of afzet van de productgroep.
  • Berekenen met: (deel : geheel) x 100%
  •  of (wat : waarvan) x 100%

Slide 12 - Tekstslide

Marktaandeel

Slide 13 - Tekstslide

Maak opdracht 12 t/m 22
(blz. 166 t/m 169)

Slide 14 - Tekstslide

Hoe belangrijk een producent is, kun je zien aan het marktaandeel
Wie heeft het grootste marktaandeel op de (abstracte) smartphonemarkt? Zie blz. 169 voor de bron.
A
Overig
B
Huawei
C
Samsung
D
Apple

Slide 15 - Quizvraag

Als jouw afzet harder stijgt als die van je concurrenten ...
A
Stijgt jouw marktaandeel
B
Daalt jouw marktaandeel

Slide 16 - Quizvraag

In Lutjebroek zijn 3 bloemisten. De totale afzet van rozen op Valentijnsdag is 1150 rode rozen. Florine's Flowershop verkoopt 450 rode rozen op deze dag. Hoe groot is haar marktaandeel? Rond af op één decimaal.
A
33%
B
39%
C
25,6%
D
39,1%

Slide 17 - Quizvraag

Om het marktaandeel te berekenen heb je de afzet van één aanbieder nodig en de totale omzet van de markt
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk!!
Maken: Vraag 19 en 20 blz. 168 

+ oefenopgaven §6.2  vraag 18, 19 en 20
Gebruik de tag: §6.2 Deel 2



6.2 Van alle markten thuis? (deel 2)

Slide 19 - Tekstslide