In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H1 Stoffen en mengsels
Slide 1 - Tekstslide
Welk rijtje bevat alleen maar stofeigenschappen?
A
kleur, smaak, volume
B
massa, brandbaarheid, dichtheid
C
kleur, geur, geleidbaarheid
D
volume, massa, brandbaarheid
Slide 2 - Quizvraag
Sleep de gevarensymbolen naar de juiste betekenis
Ontvlambaar
Explosief
Giftig
Schadelijk voor milieu
Slide 3 - Sleepvraag
Welk begrip hoort bij 'stofeigenschap'?
A
chemische stoffen
B
kenmerk waar je een stof kunt herkennen
C
dat een stof elektrische stroom goed doorlaat
D
temperatuur waarbij de stof kookt
Slide 4 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij 'dichtheid'?
A
massa van een hoeveelheid stof
B
kaart met informatie over eigenschappen
C
afbeelding met een gevaarlije eigenschap
D
temperatuur waarbij de stof smelt
Slide 5 - Quizvraag
Welke informatie vind je NIET op een veiligheidskaart/chemiekaart
A
voorzorgsmaatregel
B
Wat te doen als er iets mis gaat
C
Verkoopdatum
D
stofeigenschappen
Slide 6 - Quizvraag
1.2 Fasen en faseovergangen
Leerdoelen
Ik kan de 3 fasen omschrijven aan de hand van het deeltjesmodel.
Ik kan de 6 faseovergangen benoemen en toepassen.
Slide 7 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Het deeltjesmodel
Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die eigenschappen te verklaren, kun je gebruik maken van het deeltjesmodel.
Slide 8 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Het deeltjesmodel
Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die eigenschappen te verklaren, kun je gebruik maken van het deeltjesmodel.
Elke stof is opgebouwd uit kleine deeltjes: moleculen.
Slide 9 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Het deeltjesmodel
Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die eigenschappen te verklaren, kun je gebruik maken van het deeltjesmodel.
Elke stof is opgebouwd uit kleine deeltjes: moleculen.
Elke stof bestaat uit zijn eigen moleculen. Water bestaat uit watermoleculen en ammoniak bestaat ammoniakmoleculen.
Slide 10 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Het deeltjesmodel
Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die eigenschappen te verklaren, kun je gebruik maken van het deeltjesmodel.
Elke stof is opgebouwd uit kleine deeltjes: moleculen.
Elke stof bestaat uit zijn eigen moleculen. Water bestaat uit watermoleculen en ammoniak bestaat ammoniakmoleculen.
Moleculen bewegen voortdurend.
Als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen sneller (heftiger) bewegen.
Moleculen trekken elkaar aan.
Slide 11 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
IJs, water en waterdamp bestaan alledrie uit watermoleculen. Toch ziet ijs er anders uit dan water. Dat komt doordat veel stoffen in drie toestanden kunnen voorkomen: vast, vloeibaar en gasvormig.
Slide 12 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
IJs, water en waterdamp bestaan alledrie uit watermoleculen. Toch ziet ijs er anders uit dan water. Dat komt doordat veel stoffen in drie toestanden kunnen voorkomen: vast, vloeibaar en gasvormig.
Deze drie toestanden noem je ook wel de fasen.
Slide 13 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
IJs, water en waterdamp bestaan alledrie uit watermoleculen. Toch ziet ijs er anders uit dan water. Dat komt doordat veel stoffen in drie toestanden kunnen voorkomen: vast, vloeibaar en gasvormig.
Deze drie toestanden noem je ook wel de fasen.
vast (s)
vloeibaar (l)
gas (g)
Slide 14 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
Vaste stof
De molculen zitten dicht tegen elkaar aan en veranderen niet van plek.
Ze trillen heen en weer.
Er is niet veel ruimte tussen de moleculen, daarom heeft een vaste stof een vaste vorm.
De moleculen trekken elkaar stevig aan.
Slide 15 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
Vloeistof
De moleculen zitten vrij dicht tegen elkaar, maar bewegen kriskras door elkaar heen.
De aantrekkingskracht is minder groot dan bij een vaste stof.
De moleculen houden elkaar niet meer bij elkaar op een vast plek, maar bewegen door elkaar heen.
Een vloeistof heeft geen vast volume.
Slide 16 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Fasen en toestandsaanduiding
Gas
De afstand tussen de moleculen is groter dan in de vloeibare fase.
Er is bijna geen aantrekkingskracht tussen de moleculen.
Doordat de moleculen ver uit elkaar zitten hebben gassen een lagere dichtheid dan vloeistoffen en kun je gassen gemakkelijk samenpersen.
Slide 17 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Faseovergangen
Bij faseveranderingen gaan moleculen anders bewegen waardoor de fase van een stof veranderd. De moleculen veranderen niet. Een faseovergang is GEEN scheikundige reactie.
Slide 18 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Faseovergangen
Bij faseveranderingen gaan moleculen anders bewegen waardoor de fase van een stof veranderd. De moleculen veranderen niet. Een faseovergang is GEEN scheikundige reactie.
Slide 19 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Faseovergangen
Bij faseveranderingen gaan moleculen anders bewegen waardoor de fase van een stof veranderd. De moleculen veranderen niet. Een faseovergang is GEEN scheikundige reactie.
De faseovergang stollen noemen we bij water bevriezen.
Slide 20 - Tekstslide
1.2 Fasen en faseovergangen
Faseovergangen
Bij faseveranderingen gaan moleculen anders bewegen waardoor de fase van een stof veranderd. De moleculen veranderen niet. Een faseovergang is GEEN scheikundige reactie.
De faseovergang stollen noemen we bij water bevriezen.
De faseovergang sublimeren noemen we ook vervluchtigen, bijvoorbeeld motballen of 'dry ice'.