4 havo - NN literatuur - oefentoets

lesdoel
1 - herhalen belangrijkste theorie
2 - oefentoets
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

lesdoel
1 - herhalen belangrijkste theorie
2 - oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

lesinhoud
  1. herhaling theorie via vragen in LessonUp
  2. uitleg oefentoets
  3. samenwerken in break-out rooms
  4. antwoorden bespreken
  5. lesdoel behaald? 

Slide 2 - Tekstslide

herhaling theorie

Slide 3 - Tekstslide

Het conflictmodel bestaat uit vier stappen. Wat is de tweede stap?
A
reactie
B
ontwikkeling
C
conflict
D
balans

Slide 4 - Quizvraag

conflictmodel
1. evenwicht
2.conflict
3.ontwikkeling
4.oplossing/nieuw evenwicht 

Slide 5 - Tekstslide

1.1 Personages
round character
flat character
type
karikatuur
conflictmodel

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het hoofdpersonage?
A
flat character
B
round character
C
type
D
karikatuur

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je het perspectief als iemand liegt?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
onbetrouwbaar perspectief
D
alwetende verteller

Slide 8 - Quizvraag

1.2 Perspectief
ik-perspectief (alles gezien vanuit de ik-persoon)
personaal perspectief (alles gezien vanuit de hij-persoon)
alwetende verteller (de schrijver weet alles over iedereen)
onbetrouwbaar perspectief 
(de verteller liegt, gebruikt drugs of vergeet dingen)
wisselend perspectief (de verschillende vertellers worden afgewisseld)

Slide 9 - Tekstslide

Waar staat bij 'setting' PTO voor?

Slide 10 - Open vraag

1.3 Setting en ruimte
setting (plaats - tijd - omstandigheden)
ruimte

Slide 11 - Tekstslide

1.3 Setting en Ruimte
De ruimtes waarin een verhaal zich afspeelt, hebben vaak een functie:
1) karakterisering: personage heeft een voor- of afkeur voor een bepaalde ruimte, dat zegt iets over hem (roze kamer van Wobie)
2) sfeertekening: ter ondersteuning van een gevoel 
(regen/donker -> verdriet)
3) symbolisch: de ruimte staat symbool voor iets 
(kelder -> verborgen, kerkhof -> eng, verlaten perron -> eenzaam)

Slide 12 - Tekstslide

1.4 Tijd
spanning
vertelheden
flashback
a-chronologie
alwetende verteller
vooruitwijzing
vertraging
open plek
cliffhanger

Slide 13 - Tekstslide

Hoe noem je dat, als het verhaal vragen oproept die pas later worden beantwoord?

Slide 14 - Open vraag

1.4 Tijd: open plek
Open plekken zijn woorden of zinnen in een verhaal die vragen oproepen bij de lezer. Bepaalde informatie kan tegenstrijdig zijn en de lezer moet er dan achter komen wat juist is. Ook kan een schrijver bepaalde informatie achterhouden.
Een lezer kan zich ook afvragen waarom een personage zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Het zijn dus nog niet ingevulde stukken van een verhaal die je als lezer wil invullen
Open plekken zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe noem je zo’n afsluiting van een hoofdstuk, waarin het antwoord nog niet wordt gegeven?

Slide 16 - Open vraag

Kan een perspectiefwisseling een open plek tot gevolg hebben?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Een flashforward...

A
Slaat periodes (regels wit) over door er geen woorden aan te besteden.
B
Geeft informatie over het verleden en maakt het heden zo begrijpelijker.
C
Onderbreekt de chronologie van een verhaal.
D
Zinspeelt op iets dat nog moet gebeuren.

Slide 18 - Quizvraag

(a-)chronologie
De meeste romans worden a-chronologisch verteld; er vinden veel flashbacks plaats om de spanning te verhogen. Confettiregen is chronologisch (op een paar vooruitwijzingen na).  Waarom heeft Chabot hiervoor gekozen? (Verbind in je antwoord de chronologie met het thema van het boek).

Slide 19 - Tekstslide

1.5 Thema's en motieven
verhaalmotief
concreet motief
abstract motief
thema

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is het thema?
A
vader en dochter
B
liefde
C
het missen van je vader
D
wind

Slide 22 - Quizvraag

oefentoets

Slide 23 - Tekstslide

oefentoets
de opdracht 'oefentoets GPW literatuur' staat klaar in de classroom. Ik lees een stukje voor. Daarna mogen jullie zelf verder lezen. Als je klaar bent, steek je je hand op. Wanneer een paar leerlingen klaar zijn met lezen, worden jullie in break-out-rooms ingedeeld.

Slide 24 - Tekstslide

oefentoets
1. Beschrijf het conflictmodel in dit verhaal.
2. Welk perspectief wordt in dit verhaal gebruikt? 
3. Leg uit waarom Roald Dahl kiest voor het perspectief vanuit het 12-jarige meisje.
4. Wat weten we over de setting van het verhaal? 

Slide 25 - Tekstslide

oefentoets
5. Benoem de open plek op pagina 1 (deze pagina). 
6. Halverwege deze pagina lees je deze zin ‘Ik vraag me af of ik u om een kleine gunst mag verzoeken,’
zei hij. ‘Het is maar een heel kleine gunst.’. Waarom is deze zin een cliffhanger?
7. Welke boodschap wil de schrijver meegeven, oftewel, wat is het thema? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Tekstslide

lesdoel behaald?
1) herhalen belangrijkste theorie
2) theorie toepassen op een tekst

Slide 27 - Tekstslide

Hebben jullie nog vragen?

Slide 28 - Woordweb