3.4 Atoommassa en molaire massa (2) GRT

Welkom H3E!
Voor de start van de les wil ik je vragen om...
- ... volgens de plattegrond te gaan zitten.
- ... je iPad in de tas te laten.
- ... je scheikunde boek op tafel te leggen. 

DEZE LES:
1) Start met in stilte werken
- Lees 3.4 (p. 150-154)
-Maak opdr. 1 + 3 
2) Uitleg over 3.4
3) Afmaken 1 t/m 9 van 3.3 
timer
5:00
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom H3E!
Voor de start van de les wil ik je vragen om...
- ... volgens de plattegrond te gaan zitten.
- ... je iPad in de tas te laten.
- ... je scheikunde boek op tafel te leggen. 

DEZE LES:
1) Start met in stilte werken
- Lees 3.4 (p. 150-154)
-Maak opdr. 1 + 3 
2) Uitleg over 3.4
3) Afmaken 1 t/m 9 van 3.3 
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

3.4 Atoommassa en molaire massa
Wat is een mol ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

4.4 Rekenen aan zoutoplossingen (1)
Wat is een mol ook alweer?
de mol

Slide 4 - Tekstslide

Chemische hoeveelheid?
Wat is dat?

Tip 1: Chemische hoeveelheid = hoeveelheid mol

Tip 2: Als je van massa naar aantal moleculen of aantal atomen moet rekenen (of andersom!) moet je altijd als tussenstap naar mol rekenen! Dus je moet 2 berekeningen maken!

Slide 5 - Tekstslide

Aantekening rekenen met mol
Aantal gram / Molaire massa = aantal mol
Aantal mol x Molaire massa = aantal gram
Aantal mol x getal van Avogadro = aantal deeltjes
Aantal deeltjes / getal van Avogadro = aantal mol

Slide 6 - Tekstslide

1.2 De chemische hoeveelheid

Slide 7 - Tekstslide

Groep 18 in het periodiek systeem zijn de ...
A
Halogenen
B
Alkalimetalen
C
Aardalkalimetalen
D
Edelgassen

Slide 8 - Quizvraag

De perioden in het periodiek systeem..
A
staan horizontaal
B
staan verticaal
C
zijn chemisch vergelijkbaar

Slide 9 - Quizvraag

De groepen in het periodiek systeem..
A
staan horizontaal
B
staan verticaal
C
zijn chemisch vergelijkbaar
D
hebben een oplopend atoomnummer

Slide 10 - Quizvraag

Metaalatomen zijn in het periodiek systeem te vinden aan de ...
A
linkerkant
B
rechterkant

Slide 11 - Quizvraag

Het aantal protonen...
A
is gelijk aan de atoommassa
B
is gelijk aan het atoomnummer
C
bereken je door atoommassa-atoomnummer

Slide 12 - Quizvraag

Protonen zijn bouwsteentjes van een atoom. Waar zitten ze? En wat is de lading van een proton?
A
In de kern, negatieve lading
B
in de kern, positieve lading
C
in de wolk, negatieve lading
D
in de kern, geen lading

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
23
C
12
D
34

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel protonen heeft Au
A
197
B
118
C
79
D
97

Slide 15 - Quizvraag

Elektronen bevinden zich in...
A
Engeland
B
de atoomkern
C
een wolk rondom de kern
D
In een bakje

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heeft een koperatoom ?
A
29
B
63
C
34

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de lading van het neutron?
A
Neutraal
B
Positief
C
Negatief

Slide 18 - Quizvraag

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoomnummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt moleculaire stoffen op micro- en macroniveau beschrijven.
  2. Je kunt de begrippen atoombinding en covalentie uitleggen en toepassen
  3. Je kunt moleculen in structuurformules weergeven
  4. Je kunt het begrip vanderwaalsbinding uitleggen en toepassen.

Slide 20 - Tekstslide

3.3 Moleculaire stoffen
Aantekening Moleculaire stoffen:
Moleculaire stoffen bevatten alleen niet-metaal atoomsoorten. 
Moleculaire stoffen geleiden geen stroom. 
Moleculaire stoffen hebben meestal een laag kookpunt en smeltpunt. 


Slide 21 - Tekstslide

Atoombinding en covalentie

Aantekening Atoombinding:

Een binding tussen twee atomen noemen we de atoombinding.

Het aantal atoombindingen dat een atoomsoort kan maken heet de covalentie

Slide 22 - Tekstslide

Covalentie
Aantekening Covalentie:
Het aantal bindingen dat een atoomsoort kan maken, noemen we covalentie. Een binding geven we weer met een streepje. 
De covalentie van H is 1. De covalentie van C is 4. 
Covalentie van de 4 meest gebruikte atomen:
H 1
O 2
N 3
C 4


Slide 23 - Tekstslide

Binding tussen moleculen
Een atoombinding is een binding tussen twee verschillende 
atoomsoorten in een molecuul.  
In een molecuultekening geven we een atoombinding weer met een 
streepje. 


Aantekening Vanderwaalsbinding:
Tussen twee moleculen heb je ook een binding. Dat noem je een molecuulbinding. De belangrijkste molecuulbinding is de vanderwaalsbinding. 
De Vanderwaalsbinding teken je niet.

Slide 24 - Tekstslide

Bindingen tussen moleculen

Een Vanderwaalsbinding is een binding tussen twee moleculen. Deze verbinding ontstaat eigenlijk door de zwaartekracht van de moleculen: de moleculen trekken elkaar aan. Hoe groter het molecuul, hoe groter de aantrekkingskracht en hoe moeilijker de verbinding weer te verbreken is. Daarom hebben grote moleculen een hoger kookpunt dan kleine moleculen.

Tussen de moleculen van moleculaire stoffen zitten Vanderwaalsbindingen. 


Slide 25 - Tekstslide

Structuurformules

Slide 26 - Tekstslide

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 27 - Quizvraag

Welke stof is een moleculaire stof?
A
Mg
B
PbNO3
C
NaCl
D
C4H10

Slide 28 - Quizvraag

Een moleculaire stof bestaat uit..
A
niet-metaal atomen
B
metaal-atomen
C
niet metaal atoom en een metaal atoom
D
uit atomen

Slide 29 - Quizvraag

Is dit een moleculaire stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Welke van deze structuurformules kan niet kloppen?
A
O=C=O
B
H-C-H
C
O=O
D
H-H

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 3.3 opdr. 1 t/m 9 = huiswerk voor de volgende les.

Slide 32 - Tekstslide

Atoommassa en molecuulmassa

Slide 33 - Tekstslide

Atoommassa 
Atoommassa's van ieder atoom kun je aflezen in 
het Periodiek systeem.
Zo is de massa van 
element P = 30,97 u. 

Slide 34 - Tekstslide

Relatieve atoommassa 
Relatieve atoommassa: gemiddelde atoommassa die wordt berekend door rekening te houden met het voorkomen op aarde van de verschillende isotopen. 

Voorbeeld Chloor: 
75,8% Cl-35 en 24,2% Cl-37




Slide 35 - Tekstslide

Molecuulmassa's 
Hier tel je de atoommassa's bij elkaar op van alle atomen in één molecuul

Voorbeelden NaCl en Al2O3
De molecuulmassa van NaCl = 1 x 22,99 + 1 x 35,45 = 58,44 u
De molecuulmassa van Al2O3 = (26,98 x 2) + (3 x 16,00) = 101,96 u


Slide 36 - Tekstslide

Molecuulmassa's 
Voorbeeld H2O:
1. Zoek de massa op van H
2. Zoek de massa op van O
3. De molecuulmassa van H2O = (2 x H) + (1 x O)



timer
1:00

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag!
Bereken de molecuulmassa van:
  • CH3Cl
  • Glucose: C6H12O6
  • Methaan: CH4
  • HNO3
  • MgBr2
  • P2O3
  • CuSO3 

Slide 38 - Tekstslide

Antwoorden
Bereken de molecuulmassa van:
  • CH3Cl: 50,484 u
  • Glucose C6H12O6: 180,156 u
  • Methaan CH4: 16,04 u
  • HNO3: 63,018 u
  • MgBr2: 184,11 u
  • P2O3: 109,94 u
  • CuSO3: 143,61 u

Slide 39 - Tekstslide