Thema 5, week 3 Toets

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

TAALTOETS

natuur & weer

1. het duinlandschap
2. de savanne
3. de tropen
4. de hei

Wat betekent het onderstreepte woord?

Indonesië heeft net als Thailand een

tropisch klimaat.

1. het is warm en vochtig
2. er zijn koele zomers en zachte winters
3. er zijn grote grasvlaktes met groepjes bomen
4. het is een gebied met veel zand en paarse bloemen

dieren

1. de bijen horen bij de dierenbescherming
2. de bijen zijn aaseters
3. de bijen krioelen door elkaar

Wat betekent het onderstreepte woord?

De gier is een aaseter.

1. een dier dat alleen vlees eet
2. een dier dat alleen planten eet
3. een dier dat dode dieren eet
4. een dier dat alles eet

tijd

1. de middernacht
2. het etmaal
3. de morgenstond
4. de zonsondergang

Wat betekent het onderstreepte woord?

In de loop van middag gaat het misschien regenen.

1. als iets al een tijdje bezig is
2. het beginnen van iets
3. voorbijgaan van tijd
4. een dag en een nacht

het voegwoord

1. terwijl
2. omdat
3. nadat

1. voordat
2. omdat
3. totdat

1. voordat
2. nadat
3. terwijl

Klik op de zin met het juiste voegwoord.

1. Kees kan niet goed lopen, voordat hij van de trap is gevallen.
2. Kees kan niet goed lopen, totdat hij van de trap is gevallen.
3. Kees kan niet goed lopen, doordat hij van de trap is gevallen.
4. Kees kan niet goed lopen, terwijl hij van de trap is gevallen.

Ik zal je iets vertellen.

1. 1e persoon enkelvoud
2. 1e persoon meervoud

Jij bent heel aardig..

1. 2e persoon enkelvoud
2. 2e persoon meervoud

Jij hebt een fantastisch plan bedacht

1. enkelvoud
2. meervoud

In de duinen staat een rode vuurtoren.

1. enkelvoud
2. meervoud

In de duinen staat een rode vuurtoren.

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud

Hebben zij de boeken al ingeleverd.

1. 1e persoon meervoud
2. 2e persoon meervoud
3. 3e persoon meervoud

Wij zitten in de klas.

1. 1e persoon meervoud
2. 2e persoon meervoud
3. 3e persoon meervoud

Wij kennen de verkeersregels.

1. 1e persoon enkelvoud
2. 1e persoon meervoud
3. 2e persoon enkelvoud
4. 2e persoon meervoud

Het gezegde 

Het gezegde bestaat dus uit alle werkwoorden in de zin,

dus ook de persoonsvorm.

Ik heb lekker gegeten met mijn moeder.

Wat is het gezegde?

Ik loop.

1. Ik
2. loop

Wat is het gezegde?

Ik heb vandaag gelopen.

1. Ik
2. heb
3. gelopen
4. heb gelopen

Wat is het gezegde?

Ik wilde vorige week komen lopen.

1. wilde
2. komen lopen
3. wilde komen lopen
4. komen

Wat is het gezegde?

Wat is het gezegde?

Wat is het persoonsvorm?

De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

Wat is het onderwerp?

De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

Wat is het gezegde?

De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

een samengesteld werkwoord bestaat uit twee delen

  beeld     +    houwen          =    beeldhouwen

lachen

lopen

delen

schrijven

zuigen

schaatsen

uitlachen

hardlopen

uitdelen

omschrijven

stofzuigen

rolschaatsen

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?

1. braden
2. koken
3. kneden
4. aanbranden

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?

1. lopen
2. hardlopen
3. wandelen
4. kruipen

 Thema 5, week 3 - Toets