DNA

Deze les
Huiswerk controleren
Opdrachten paragraaf 3.3 bespreken
Uitleg over DNA (paragraaf 3.4)
Opdrachten maken van paragraaf 3.4
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Huiswerk controleren
Opdrachten paragraaf 3.3 bespreken
Uitleg over DNA (paragraaf 3.4)
Opdrachten maken van paragraaf 3.4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag leren?
We gaan leren:
Wat DNA is, wat de functie hiervan is, en waar DNA zit.
Waar DNA uit bestaat.
Hoe DNA af word gelezen en daarmee eiwitten worden gemaakt.
Wat verschillen zijn tussen DNA en RNA.

Slide 2 - Tekstslide

DNA in de mens
Zoals bij genetica behandeld, staan alle erfelijke eigenschappen opgeslagen in je DNA. Het DNA van het kind ontstaat doordat DNA in de eicel van de moeder word samengesmolten met het DNA van de zaadcellen van de vader. Dit DNA word steeds gekopieerd, en blijf je dus je hele leven houden. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar zit DNA?
DNA  zijn eigenlijk hele lange slierten, die chromosomen worden genoemd. In totaal heb je er 46; 23 van de vader en 23 van de moeder. In je ei- of zaadcellen zitten telkens maar 23 chromosomen; dit gebeurd tijdens de ontwikkeling van deze cellen en zorgt ervoor dat geen enkel kind hetzelfde is. 

Slide 4 - Tekstslide

Chromosomen in ei- en zaadcellen

Slide 5 - Tekstslide

DNA
DNA bestaat uit 2 strengen de streng zelf bestaat uit fosfor en suiker, maar tussen de 2 strengen zitten 2 stoffen in paren, deze stoffen zijn A - T - G en C. A en T zijn altijd gekoppeld aan elkaar, net als C en G.
Op welke volgorde deze paren zitten, is voor iedereen anders, en dit maakt iedereen anders. 

Slide 6 - Tekstslide

DNA

Slide 7 - Tekstslide

DNA en eiwitten
Zoals de eerste les besproken, zijn genen op het DNA eigenlijk recepten voor verschillende eiwitten. Het juiste recept moet echter wel altijd gevonden worden en naar de plek gebracht worden waar het daadwerkelijk word gemaakt. Als het juiste stuk DNA is gevonden, word dit gekopieerd in mRNA, eigenlijk een compact recept. Dit word transcriptie genoemd. Vervolgens word dit naar ribosomen gebracht waar het eiwit daadwerkelijk word gemaakt. Het maken van het eiwit word translatie genoemd. 

Slide 8 - Tekstslide

DNA en RNA
DNA en RNA lijken veel op elkaar, maar er zijn toch een paar verschillen. DNA bestaat namelijk uit 2 strengen, en RNA (vaak) uit 1 streng. Dit zorgt ervoor dat RNA snel af te lezen is, maar wel makkelijk stuk gaat. Daarom worden je genen ''standaard'' in DNA opgeslagen. 
Daarnaast heeft RNA geen stof T, maar U. In RNA koppelt A dus altijd aan U.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk voor volgende les
Maak alle opdrachten van paragraaf 3.4, dit is huiswerk voor volgende week. Je mag oortjes in en fluisteren, zolang het rustig blijft. 

Slide 10 - Tekstslide