Over Taal blok 3 les 2

Samen lezen!
timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Samen lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Blok 3 Over Taal
Lesdoelen:
Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk
woorden met on-
(denk aan onzin)

Slide 3 - Woordweb

Bedenk zoveel mogelijk
woorden met -baar
(denk aan eetbaar)

Slide 4 - Woordweb

Voorvoegsels en achtervoegsels
Uitleg

Slide 5 - Tekstslide

Wat denk je dat een voorvoegsel is?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een voorvoegsel?
Een stukje dat je voor een woord zet waardoor de betekenis van het woord verandert:
onaardig, ongezellig, onjuist, mislukt, misgaan, herexamen

Slide 7 - Tekstslide

Wat denk je dat een achtervoegsel is?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een achtervoegsel?
Een stukje dat je achter een woord zet, waardoor de betekenis van het woord verandert. 
eetbaar, drinkbaar, zinloos, nutteloos, betekenisvol, liefdevol, respectvol

Slide 9 - Tekstslide

voorvoegsel betekenis voorbeeld

1. mis = slecht/verkeerd
2. on =  niet
3. her =  nog een keer
4. wan = geen/slecht



























Slide 10 - Tekstslide

achtervoegsel betekenis voorbeeld

5. -baar = kan/je kunt het
6. -loos = zonder
7. -vol = met veel
8. -rijk = met veel
9. -arm = met weinig

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Blok 3 Over Taal > online opdrachten
Maken basis: blokje 3.9
Maken kader: blokje 3.10 

Slide 12 - Tekstslide

Blok 3 Over Taal
Lesdoelen:
Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.
Je kunt aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 13 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden wijzen naar:
- een woord;
- een groep woorden;
- een zin.
Tijdens het lezen moet je altijd kijken waar een verwijswoord naar verwijst. Dat is nodig om de tekst goed te begrijpen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat verwijst waarnaar?
De school heeft in januari een open dag. Dan komen daar veel jongens en meisjes kijken. Zij moeten nog een schoolkeuze maken. Hun ouders komen ook mee, omdat het een belangrijke keuze is en die is niet zomaar gemaakt.

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.
Je kunt aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel?

Slide 20 - Open vraag

Wat is een achtervoegsel?

Slide 21 - Open vraag

Wat is een verwijswoord?

Slide 22 - Open vraag