2V 4.9 vd en td + bijvoeglijk gebruikt MP

  • Voltooid en onvoltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voltooid en onvoltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil?

vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde


Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Je kunt het VD als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Dan zet je er een -e- achter!
Het bewerkte bestand staat niet meer op mijn laptop.
De verbrede weg geeft nu ruimte aan vrachtwagens.

Bij sterke werkwoorden: Het geschreven boek.

Slide 6 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken. Maak een voorbeeldzin!

Slide 7 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (bederven) vlees

Slide 8 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Verwoesten: de ........ stad

Slide 9 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 10 - Open vraag



De soep is gekruid.
De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 11 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 12 - Open vraag



De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 13 - Open vraag



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 14 - Open vraag



Het winkelcentrum is verbouwd.
Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 15 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (stranden) schip

Slide 16 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Schrikken: een ........ voorbijganger
Schrikken: de ........ mensen

Slide 17 - Open vraag

Onvoltooid / Tegenwoordig deelwoord
Hij fietst met een lach op zijn gezicht naar school.
Hij fietst lachend naar school.

Tegenwoordig deelwoord  = is nu aan de gang

Infinitief + d
Lachen + d = lachend

Slide 18 - Tekstslide

Onvoltooid / Tegenwoordig deelwoord
Je kunt het TD als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Dan zet je er een -e- achter!

De lachende jongen
De fietsende aap.
De gillende Esmee.

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf een voorbeeldzin met het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 20 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
vragen: een ... meisje

Slide 21 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
gillen: de ... keukenmeid

Slide 22 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje

Slide 23 - Open vraag

De verveelde jongen keek naar buiten.
Is "verveelde" het vd of het td bijvoeglijk gebruikt?

Slide 24 - Open vraag

De rode schoenen blinken de inde zon.
Is "rode" een td bijv. gebruikt of vd bijv. gebruikt?

Slide 25 - Open vraag

De storende geluiden verpestten de toets.

Is "storende" het vd of het td bijvoeglijk gebruikt?

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag
Lees de theorie blz. 72 en 73 (Boek B)
Maak opdrachten 4, 5, 6

Slide 27 - Tekstslide