Blok 5 (deel 1)

Lezen blok 5 (deel 1)
Aan het einde van deze les kan je de hoofdgedachte vinden in een tekst.
Aan het einde van deze les weet je hoe je een goede samenvatting over een tekst schrijft. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen blok 5 (deel 1)
Aan het einde van deze les kan je de hoofdgedachte vinden in een tekst.
Aan het einde van deze les weet je hoe je een goede samenvatting over een tekst schrijft. 

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatten
De beste manier om een tekst helemaal te begrijpen, is het maken van een samenvatting. Het is een slimme manier om de informatie uit teksten te onthouden voor een toets. Op deze manier maak je een goede samenvatting:
1. Zoek de kernzin in elke alinea.
2. Maak van de kernzinnen een goed lopend verhaaltje.
3. Gebruik je eigen woorden als je de tekst daardoor beter begrijpt.

Maar er is ook een manier om een nog kortere samenvatting te maken van een tekst. 

Slide 2 - Tekstslide

Ik weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
A
Ja
B
Nee
C
Beetje

Slide 3 - Quizvraag

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar genoemd. 

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen ... (maar) ook
Liggende streepjes (-) of getallen (1, 2, 3) horen hier ook bij.

Ten eerste vind ik dat je op tijd moet komen en je moet ook je spullen op orde hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de signaalwoorden in deze zin:
Ik heb veel hobby's. Ten eerste sport ik graag, bovendien speel ik vaak FIFA en ik lees weleens een boek.
A
ten eerste, graag, bovendien
B
graag, bovendien, vaak
C
ten eerste, bovendien, en
D
bovendien, vaak, en

Slide 5 - Quizvraag

Tegenstellend verband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde dingen genoemd. 

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant

In het weekend heb ik een baantje, maar doordeweeks heb ik daarvoor geen tijd.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij houdt erg van gamen, daarentegen speelt zij liever buiten.
A
erg
B
gamen
C
daarentegen
D
liever

Slide 7 - Quizvraag

Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege

Voor voetbalwedstrijden heb je een goede conditie nodig, daarom train ik 2x per week. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Omdat zij altijd te laat uit bed kwam, heeft haar moeder een nieuwe wekker voor haar gekocht.
A
omdat
B
altijd
C
uit
D
voor

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Dus..
De hoofdgedachte is het belangrijkste dat de schrijver zegt over het onderwerp van de tekst.

De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot van een tekst.
Én
De hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 11 - Tekstslide

Lees de tekst 'Beyoncé, Kendrick Lamar en Sabrina Carpenter winnen muziekprijzen'



Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Afmaken weektaak blok 4 (Lezen, opdr. 4.17)
Ben je daar al mee klaar? Top! Je hebt dan voor volgende week maandag geen huiswerk. Dan kan je alvast starten met de volgende weektaak, zodat je hier extra tijd voor hebt:
Blok 5 lezen: 5.11 (Samen met 5.12, hiervoor moet ik volgende week nog een stukje uitleggen.)

Je mag samenwerken met de persoon die naast je zit, maar dit doe je wel op fluistertoon! Lukt dit niet, dan werken wij in stilte. 

Slide 13 - Tekstslide