Soms staat er "te" en "aan het" voor het hele werkwoord -> dit hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
De docent vraagt mij de woordenboeken te pakken.
-> wwg = vraagt te pakken.
Zij zit een boek te lezen.
-> wwg = zit te lezen
Online: hfdst. 4, gramm, opdracht 12, 13 en 14.