25-3

English
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

think of two pieces of technology you have used in the last 24 hrs. Did you have any problems with them. What problems can you have with them?

Slide 2 - Open vraag

look at the photos. What's the problem in each case? 

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Open vraag


Slide 5 - Open vraag


Slide 6 - Open vraag


Slide 7 - Open vraag

Listen to the fragment and write down what the problem is in each case
Recording 5

Slide 8 - Tekstslide

Work on your own 

do exercise 1c, 2b and c, 3a and b and 4a 
page 62 and 63 

timer
25:00

Slide 9 - Tekstslide

recap grammar- comperatives and superlatives
vergelijkende en overtreffende trap  
irregular adjectives 

Slide 10 - Tekstslide

recap grammar- comperatives and superlatives
vergelijkende en overtreffende trap  
one syllable/two syllable adjectives ending with -y
bijv.nw met 1  lettergreep en     bijv.nw met twee lettergrepen met -y                    

Slide 11 - Tekstslide

Grammar- question tags
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-)
He is weird, isn’t he?
These men are wrong, aren’t they?

Slide 12 - Tekstslide

Als er een vorm van to be in de zin staat – Am, Are, Is, Was, Were of  Can, Could, Will, Would, Must – dan herhaal je die vorm in de aangeplakte vraag:
  • You are tired, aren’t you? --> You aren’t tired, are you? 
  • He was great, wasn’t he? -->He wasn’t great, was he?
  • You will come, won’t you? --> You won’t come, will you?



She doesn’t look terrible, does she?


Slide 13 - Tekstslide

Grammar- question tags 
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+)
She wasn’t right, was she?
These shirts don’t fit, do they?

Slide 14 - Tekstslide

Grammar- question tags 
Bij bijna alle andere werkwoorden in bevestigende zinnen gebruik je don’t, doesn’t of didn’t in de aangeplakte vraag:
She looks terrible, doesn’t she?
They got old, didn't they? 


Slide 15 - Tekstslide

grammar- question tags 
 Maar wanneer de eerste helft van de zin al don’t, doesn’t of didn’t bevat gebruik je in de aangeplakte vraag do, does of did:

She doesn’t look terrible, does she?
They don't like it, do they? 


Slide 16 - Tekstslide

!!! ATTENTION !!!
TWEEDE DEEL VAN DE ZIN NEGATIEF? 
GEBRUIK DE SAMENGEVOEGDE VORM VAN HET WERKWOORD IN DE TWEEDE DEEL VAN DE ZIN EN NIET HET HELE WERKWOORD 

SHE LIKES YOU, DOESN'T SHE EN  NIET 
 SHE LIKES YOU DOES NOT SHE 

Slide 17 - Tekstslide