In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
herhalen 4.1 t/m 4.4
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de factor bij een toename van 19%
Slide 2 - Open vraag
Wat is de factor bij een toename van 27%
Slide 3 - Open vraag
Wat is de factor bij een toename van 3%
Slide 4 - Open vraag
Wat is de factor bij een afname van 40%
Slide 5 - Open vraag
Wat is de factor bij een afname van 4%
Slide 6 - Open vraag
Welk procentuele toename hoort bij factor 1,35
Slide 7 - Open vraag
En bij 1,06
Slide 8 - Open vraag
Welke procentuele afname hoort bij factor 0,67
Slide 9 - Open vraag
En bij 0,85
Slide 10 - Open vraag
maken
E3
blz. 144
Slide 11 - Tekstslide
Broek €90. Korting 25% Bereken met factor de nieuwe prijs van de broek.
Slide 12 - Open vraag
Aantal dieselauto’s neemt in rap tempo af. Verwachting afname van 12% per jaar. Nu zijn 968000 dieselauto’s. Hoeveel zijn het er volgend jaar?
Slide 13 - Open vraag
Het aantal elektrische auto’s neemt onverminderd door. Verwachting is een groei voor volgend jaar met 34%. Er zijn nu 275000 elektrische auto’s hoeveel zijn het er volgend jaar?
Slide 14 - Open vraag
maken
E4
blz.144
Slide 15 - Tekstslide
Steeds dezelfde factor
Op een spaarrekening staat €950,-. Je krijgt 2,5% rente per jaar. Wat staat er op de bank na 20 jaar?
950 x 1,025 = 973,75
973,75 x 1,025 = 998,09
Slide 16 - Tekstslide
Steeds dezelfde factor
Op een spaarrekening staat €925,-. Je krijgt 2,5% rente per jaar. Wat staat er op de bank na 20 jaar?
950⋅1,02520
Slide 17 - Tekstslide
Steeds dezelfde factor
Op een spaarrekening staat €925,-. Je krijgt 2,5% rente per jaar. Wat staat er op de bank na 20 jaar?
Dus €1556,69
950⋅1,02520
950⋅1,02520≈1556,69
Slide 18 - Tekstslide
Er zwemmen 50000 vissen in de vijver. Het aantal vissen in de vijver neemt af met 15% per maand. Hoeveel vissen zitten er nog in de vijver na 2 jaar? Rond af op helen.
Slide 19 - Open vraag
Je hebt €600,- op de bank. Je krijgt per jaar 3,4% rente. Hoeveel geld heb je op de bank na 6 jaar? Afronden op 2 decimalen.
Slide 20 - Open vraag
maken
E5-E6-E7
blz. 145-146
Slide 21 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
Grote getallen
Slide 22 - Tekstslide
"gewoon" getal
712000000000000000
Slide 23 - Tekstslide
wetenschappelijke notatie
7,12⋅1017
Slide 24 - Tekstslide
Schrijf 73200000 in de wetenschappelijke notatie.
A
0,732⋅108
B
7,32⋅107
C
5732⋅105
D
7,32⋅10−7
Slide 25 - Quizvraag
Schrijf als gewoon getal
9,9⋅108
Slide 26 - Open vraag
Schrijf als gewoon getal
5,194⋅105
Slide 27 - Open vraag
maken
E8-E9
blz. 146-147
Slide 28 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
Kleine getallen
Slide 29 - Tekstslide
"gewoon" getal
0,0000015
Slide 30 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
1,5⋅10−6
Slide 31 - Tekstslide
Schrijf 0,00000183 in de wettenschappelijke notatie.