Herhaling Pv + Volt deelwoord

Spelling
Persoonsvorm tt/ vt
Voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Persoonsvorm tt/ vt
Voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

De jongen ... (worden) naar huis gebracht.
A
Word
B
Wordt
C
Werd
D
Werdt

Slide 2 - Quizvraag

Stotterend ... (bekennen) Christiaan zijn fout.
A
Bekent
B
Bekend

Slide 3 - Quizvraag

... (Branden) je zus haar vingers aan de kachel?
A
Brand
B
Brandt
C
Branden
D
Brandde

Slide 4 - Quizvraag

Ik ... (besteden) gisteren geen aandacht aan school.
A
Besteed
B
Besteedt
C
Besteedde
D
Besteden

Slide 5 - Quizvraag

Hij ... (beloven) vorige week nieuwe sokken.
A
Beloof
B
Beloofte
C
Beloofde
D
Beloofden

Slide 6 - Quizvraag

Voor de voorstelling ... (verkleden) de acteurs zich.
A
Verkleden
B
Verkleedt
C
Verkleed
D
Verkleedden

Slide 7 - Quizvraag

Gisteren ... (sporten) mijn zus en ik in de sportschool.
A
Sporten
B
Sportten
C
Sporte
D
Sportte

Slide 8 - Quizvraag

Wij hebben naar de juf ... (zwaaien).
A
Gezwaaid
B
Gezwaait

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb het beslag in de kom ... (mixen).
A
Gemixd
B
Gemixt

Slide 10 - Quizvraag

Spelling
  • Persoonsvorm - tegenwoordige tijd
  • Persoonsvorm - verleden tijd

  • Voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm - tegenwoordige tijd
Bepaal de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Dansen --> dans
Praten --> praat
Zetten --> zet

Slide 12 - Tekstslide

Persoonsvorm - tegenwoordige tijd
Wat is het onderwerp?
Ik --> dans
Jij, hij, zij --> dans+t
Wij, jullie --> dansen

Slide 13 - Tekstslide

Pv - tt
Mo (worden) volgende week 13 jaar.
(Worden) jij later automonteur?
Je (rijden) toch wel voorzichtig?
Dat (vinden) ik onzin.


Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm - verleden tijd
Bepaal de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Stam + te/ten
Stam + de/den

Slide 15 - Tekstslide

Pv - vt
We (vermoeden) dat de dader nog in het buitenland is.
Hij (lunchen) gisteren bij dat ene tentje.
Hij (verhuizen) vorige week naar Brabant.


Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Bepaal de stam (ik-vorm) van het werkwoord
-ge
-be
-ver

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
(Verlenen) ... je moeder toen wel voorrang aan de fietser?
Hij (Worden) ... misselijk van al dat gesnoep?
Wanneer zijn jullie eigenlijk (verhuizen)?
Heb je me misschien niet goed (horen)?
Je (geloven) ... me nu zeker niet?

Slide 18 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Hele werkwoord + d
slapend
lopend
lachend 

Slide 19 - Tekstslide

Nu Nederlands
Taalverzorging 2.1/ 2.2/ 2.3

Slide 20 - Tekstslide