1) Ik heb mijn spullen in orde voor de les. 2) Ik reageer niet op anderen. 3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt. 4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen. 5) Ik ga niet in discussie met de docent.
Slide 2 - Tekstslide
Aan het eind van dit blok....
Weet je wat verkennend, begrijpend en verwerkend lezen is
Weet je wat een tekstsoort is
Weet je welk tekstdoel een tekst heeft
Kun je het onderwerp van een tekst benoemen
Weet je wat alinea's en tussenkopjes zijn
Slide 3 - Tekstslide
Leesplan gebruiken
Je verkenteerst de tekst en de inhoud, pas dan ga je de tekst lezen.
Tijdens het lezen let je goed op of je alles begrijpt wat je leest.
Na het lezen verwerk je de tekst.
Slide 4 - Tekstslide
Stap 1: verkennend lezen doe je zo:
Voor het lezen - ga je de tekst verkennen
Lees de titel,
Lees tussenkopjes en opvallend gedrukte woorden.
Bekijk de afbeeldingen (plaatjes).
Lees de eerste zinnen (inleiding). In een krant of tijdschrift meestal vetgedrukt.
Bekijk wat de bronis.
Slide 5 - Tekstslide
Onderwerp
Onderwerp van een tekst
Het onderwerp van een tekst, is waar een tekst over gaat. Wanneer je een tekst verkennend leest wordt vaak duidelijk waar de tekst over gaat.
Slide 6 - Tekstslide
Stap 2: begrijpend lezen
Tijdens het lezen - de tekst begrijpen
Lees steeds een klein stukje tekst
Probeer voor je te zien wat je leest (visualiseren)
Los op was je niet begrijpt. - Moeilijk woord? (Stappenplan Moeilijke woorden) - Moeilijke zin? (Lees de zin opnieuw)
Slide 7 - Tekstslide
Stap 3: verwerken
Na het lezen: de tekst verwerken
Bedenk voor jezelf wat er in de tekst stond.
Beantwoord de vragen, maak een samenvatting, hou een presentatie
Slide 8 - Tekstslide
Tekstsoorten en tekstdoelen
Tekstsoort
Tekstdoel
informerende tekst
informeren: de lezer iets nieuws vertellen
amuserende tekst
amuseren: de lezer vermaken of plezier geven
aansporende tekst
overhalen: de lezer overhalen iets te doen
uitleggende tekst
uitleg geven : de lezer iets uitleggen/leren
overtuigende tekst
overtuigen: een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is
Slide 9 - Tekstslide
Zoekend lezen en grondig lezen
Zoekend lezen:
Je zoekt in een tekst het antwoord op een vraag.
Je leest dan niet de hele tekst, maar kijkt de tekst snel door.
Je let op de tussenkopjes
Grondig lezen:
Als je een tekst helemaal wil begrijpen dan ga je deze grondig lezen.
Je leest de tekst helemaal goed door, omdat je meer wil weten over het onderwerp.
Moeilijke zinnen lees je extra aandachtig.
Slide 10 - Tekstslide
Alinea's en tussenkoppen
Alinea's
- Stukjes tekst waar iets anders wordt verteld over het onderwerp.
- Een alinea die over een bepaald deel van het onderwerp gaat, noem je het deelonderwerp.
- Begint op een nieuwe regel
- tussen alinea's staat vaak een lege regel (witregel)
Tussenkopjes
- Staan boven een alinea of een groepje alinea's
- Geeft aan waar de alinea of groepjes alinea's over gaan.
Slide 11 - Tekstslide
Inleiding, middenstuk, slot
Inleiding
- Meestal één alinea
- De schrijver vertelt waar de tekst (het onderwerp) over gaat.
Middenstuk
- Meestal meerdere alinea's. De alinea vertelt over het deelontwerp
- De schrijver vertelt meer over het onderwerp
Slot
- Meestal één alinea
- De schrijver maakt een duidelijke einde aan de tekst (het onderwerp)
Slide 12 - Tekstslide
Verder met de opdrachten
Wat: Basis BLOK 1 opdracht 1.12 t/m 1.14
Wat: Kader BLOK 1 opdracht 1.13 t/m 1.15
Hoe: zelfstandig in stilte
Hoelang: 25 minuten
Belangrijk:
als je een vraag hebt, steek je vinger op!
timer
25:00
Slide 13 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Zet je tafel recht en schuif je stoel aan. Tot morgen!