Grammatica - Voegwoorden en samengestelde zinnen

Grammatica - 3.1 en 3.2
Voegwoorden

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica - 3.1 en 3.2
Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige zin samenvoegen met een voegwoord
Enkelvoudige zin:
Ik ga met de auto.
+
Enkelvoudige zin:
Het wordt slecht weer.
=
Samengestelde zin:
Ik ga met de auto, want het wordt slecht weer. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden met en zonder voegwoord
* De auto gaat naar de schroot. Hij werkt niet meer. (zonder voegwoord)
  
* De auto gaat naar de schroot, omdat hij niet meer werkt. (met voegwoord)

* Volgende week hoef ik niet naar school. Ik heb vakantie. (zonder voegwoord)

* Volgende week hoef ik niet naar school, want ik heb vakantie. (met voegwoord)

* Het waait hard. Het regent. (zonder voegwoord)

* Het waait hard en het regent. (met voegwoord)


Slide 3 - Tekstslide

Voegwoorden - voorbeelden
Met een voegwoord plak je zinnen aan elkaar. 
Er zijn 2 soorten voegwoorden:

1. Nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, of, dus

2. Onderschikkende voegwoorden: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm zoeken enkelvoudige zin
Persoonsvorm zoeken:
'Wij drinken koffie bij de buren.'

Zet de zin in een andere tijd: 
'Wij dronken koffie bij de buren.'

Onthoud: Een enkelvoudige zin heeft 1 persoonsvorm!

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm zoeken samengestelde zin
Zet de zin in een andere tijd:

* De auto gaat naar de schroot, omdat hij niet meer werkt. 
- De auto ging naar de schroot, omdat hij niet meer werkte

* Volgende week hoef ik niet naar school, want ik heb vakantie. 
- Vorige week hoefde ik niet naar school, want ik had vakantie. 

* Het waait hard en het regent. 
- Het waaide hard en het regende

Een samengestelde zin heeft meer dan 1 persoonsvorm. 




Slide 6 - Tekstslide

3.2 Persoonsvorm en onderwerp vinden 

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp: enkelvoud en meervoud
Enkel = 1
Het huis staat te koop:  = 1 huis (enkelvoud)
Deze huizen staan te koop: = meer dan 1 huis (meervoud)

Let op de persoonsvorm! 
Onderwerp en persoonsvorm zijn of samen enkelvoud of samen meervoud.
Het huis .... staat = ow en pv enkelvoud
Deze huizen ... staan = ow en pv meervoud

Slide 8 - Tekstslide

Zoeken: pv en ow
1. De zon is achter de wolken verdwenen.
2. Tim heeft Jacco echt niet geslagen.
3. Die koala's hebben zich de hele middag nog niet bewogen.
4. Vandaag ontbijten wij voor onze tent op de camping.
5. Het Nederlands elftal is donderdag naar Brazilië gevlogen.
6. Een enorme vis had Achim die dag gevangen. 

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden: OW, PV 
1. De zon is achter de wolken verdwenen.
2. Tim heeft Jacco echt niet geslagen.
3. Die koala's hebben zich de hele middag nog niet bewogen.
4. Vandaag ontbijten wij voor onze tent op de camping.
5. Het Nederlands elftal is donderdag naar Brazilië gevlogen.
6. Een enorme vis had Achim die dag gevangen. 

Slide 10 - Tekstslide