2.2-2 DNA en specialisatie van cellen 4H 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2 DNA en specialisatie van cellen - deel 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.2 DNA en specialisatie van cellen - deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Wie heeft 't huiswerk gemaakt?
En wie heeft er vragen?


Slide 2 - Tekstslide

Woorden 

Slide 3 - Tekstslide

Doel 2.2 deel 2
Je leert wat de gevolgen van een mutatie zijn
Je leert hoe de levensloop van een cel is

Slide 4 - Tekstslide

Celspecialisatie
De ene cel is de andere niet.

Dat komt door verschil in EIWITTEN.


Slide 5 - Tekstslide

Pigment (melanine)

Slide 6 - Tekstslide

Mutatie
Een mutatie is een verandering in een DNA molecuul. Dit kan gevolgen hebben voor het te vormen eiwit.
En daarmee voor de werking van het eiwit.


Slide 7 - Tekstslide

Puntmutatie

Slide 8 - Tekstslide

Woorden 
Verander een letter in je gen (je krijgt van mij een getal hiervoor). (1 t/m 15)




Wat gebeurt er met je eiwit?

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen: geen/ klein
  • de mutatie zit in een niet coderend deel van het DNA (niet in een gen)
  • het aminozuur dat gecodeerd wordt is hetzelfde (bijvoorbeeld TTA naar TTG   ->   AAU naar AAC = beide Asparagine
  • het aminozuur is anders maar het eiwit werkt (bijna) net zo goed


Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen: groot
  • de aminozuurvolgorde verandert, het eiwit werkt niet meer
  • er komt een stopcodon, het eiwit wordt te kort en werkt niet meer
  • er verdwijnt een stopcodon, het eiwit wordt te lang en werkt niet meer
  • het startcodon verdwijnt, het eiwit wordt niet meer gemaakt


Slide 11 - Tekstslide

Wat is het gevolg van een niet werkend gen voor pigment (melanine) als gevolg van een mutatie?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Genoommutatie
Als het aantal chromosomen in een cel anders is dan normaal heet dat een genoommutatie.

Slide 14 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
BINAS 76A

Slide 15 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
Interfase zit tussen celdelingen in en zorgt er voor dat een cel zich klaarmaakt voor nieuwe celdeling óf specialisatie

Interfase bestaat uit G1, S, en G2 fase.

Slide 16 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
G1 fase
BINAS: Stofwisseling en celgroei
groei en aanmaak van eiwitten



Slide 17 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
S fase= Synthese
BINAS: DNA replicatie = DNA kopieren.

Als de cel zich gaat splitsen heeft elke dochtercel een volledige, identieke set chromosomen nodig. Het DNA moet dus verdubbeld worden, dit gebeurt in de S-fase



Slide 18 - Tekstslide

DNA replicatie
Omdat de ene streng altijd complementair is aan de andere is het kopieren vrij eenvoudig.

Tegenover een A komt een T, tegenover een T een A, tegenover een C een G en tegenover een G een C.



Slide 19 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
G2 fase
BINAS: Stofwisseling en celgroei, synthese (= aanmaak) van membranen en andere organellen.

Als de cel zich gaat splitsen zijn er extra organellen nodig, voldoende voor elke dochtercel.



Slide 20 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel

Na de interfase begint de mitose (de celdeling) =  volgende paragraaf

De cel verdeelt het DNA in twee gelijke delen. Elk deel is de basis voor de kern van de dochtercel.





Slide 21 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
Na de mitose zijn er twee dochtercellen.
Elk van deze cellen bepaalt of deze nogmaals gaat delen (opnieuw G1, S, en G2 fase) of zich gaat specialiseren.

Meestal gaat één zich specialiseren en de ander opnieuw delen (eventueel na een pauze, de G0 fase)




Slide 22 - Tekstslide

Celspecialisatie
In elke cel zit hetzelfde DNA.
De rol van de cel bepaalt welke eiwitten nodig zijn.

Bijvoorbeeld: melanine in een huidcel of actine/ myosine in een spiercel.

Ándere genen zijn actief.






Slide 23 - Tekstslide

Doel 2.2 deel 2
Je hebt geleerd wat de gevolgen van een mutatie zijn
Je hebt geleerd hoe de levensloop van een cel is

Slide 24 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Snap je alles? kijk het huiswerk na en ga verder met het maken van opdr. van paragraaf 2.2
Snap je het nog niet helemaal? Doe dan mee met de les.

Slide 25 - Tekstslide