chapitre 6 vocabulaire et expressions

Période 4: au resto
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Période 4: au resto

Slide 1 - Tekstslide

Je bent in een restaurant. Zet in de juiste volgorde.
l'addition
l'entrée
la carte
le dessert
le plat principal

Slide 2 - Sleepvraag

Réservé 
Manger 
Le poulet 
Boire 
La viande 

Slide 3 - Sleepvraag

Les légumes

Slide 4 - Woordweb

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen.
Hij is niet gek. Zij heeft geen fiets.  
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne / n' ........ pas

Slide 5 - Tekstslide


De ontkenning

Slide 6 - Tekstslide

De ontkenning
Hoe werkt dit in het Frans?
Wat zijn de verschillen t.o.v. het Nederlands?

Slide 7 - Tekstslide

De ontkenning
Maak de volgende zin ontkennend:
Je parle français.

Je travaille dans un supermarcé.

Let op: C'est wordt ....
ce n'est pas

Slide 8 - Tekstslide

Je parle français

Slide 9 - Open vraag

Je travaille dans un supermarché

Slide 10 - Open vraag

Il a été en France
A
Il ne a été pas en France
B
Il n'a pas été en France.
C
Il ne a pas été en France
D
Il ne pas a été en France

Slide 11 - Quizvraag

Elle a regardé Netflix

Slide 12 - Open vraag

Ontkenningen
ne/n' pas
niet, geen
ne plus
niet meer
ne jamais
nooit
ne rien 
niets, niks

Slide 13 - Tekstslide







Manger... réserver....

Slide 14 - Tekstslide

avoir
Het is een onregelmatig werkwoord.
Elk persoonlijk voornaamwoord heeft zijn eigen vervoeging.

Slide 15 - Tekstslide

het er werkwoord
het er werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

Hoe zeg je: ik reserveer (réserver)
A
je réserve
B
je réserves
C
j'ai réservé
D
je réserver

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je: wij bestellen (commander)
A
elles commandent
B
ils commandent
C
vous commandez
D
nous commandons

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je: ik heb gereserveerd
A
je réserve
B
je réserves
C
j'ai réservé
D
j'ai réserver

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal:
jullie reserveren

Slide 20 - Open vraag

Zet in de passé composé:
ils mangent au restaurant

Slide 21 - Open vraag

Vertaal:
ik eet

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
ik heb gegeten

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Zet in de ontkenning
'J'ai peur des moutons'

Slide 25 - Open vraag

Zet in de ontkenning
'Il mange beacoup de fromage'

Slide 26 - Open vraag

Zet in de ontkenning
'Je joue au badminton'

Slide 27 - Open vraag

Boire -> 
Je bois
Tu bois
Il/elle/on boit
Vous buvez
Nous buvons
Ils/elles boivent

-> Passé composé -> avoir + bu

Slide 28 - Tekstslide

Vertaal -> Hij drinkt melk
A
Il boivent du lait
B
Il boit du lait
C
Il bois du lait
D
Il buvez du lait

Slide 29 - Quizvraag

Wij drinken melk

Slide 30 - Open vraag

Ik heb een thee gedronken.

Slide 31 - Open vraag

Mettre 
Je mets
Tu mets
Il/elle/on met
Vous mettez
Nous mettons
Ils/elles mettent

-> Passé composé -> avoir + mis       Plaatsen, zetten, leggen, aantrekken etc.

Slide 32 - Tekstslide

Ik doe mijn laarzen aan
A
Je mettent mes bottes
B
Il met mes bottes
C
Je mets mes bottes
D
Il mets mes bottes

Slide 33 - Quizvraag

Elles ......... la table.

Slide 34 - Open vraag

Elle ........... (ramasser) des pissenlits.

Slide 35 - Open vraag

Ils ......... (voyager) en Suisse.

Slide 36 - Open vraag

Domein
-> woordjes + zinnen leren 'au resto'
-> Maken chapitre 6: leçon 4 + 5

Slide 37 - Tekstslide