fitness leerjaar 1 lesweek 3.2

Blok 3 - fitness
  • Kracht
  • Dumbell- en apparaatkennis
  • Anatomie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
fitnessMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 - fitness
  • Kracht
  • Dumbell- en apparaatkennis
  • Anatomie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling vorige week
  • Theorie het menselijk lichaam
  •  fitnesstraining
  • fitnessquiz
  • afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Gebruik een post-it en een pen:

Noteer het antwoord op de volgende vraag:
Wat is de functie van het menselijk skelet?

  • Het skelet zorgt voor stevigheid en biedt aanhechtingspunten voor spieren

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Noteer op een post-it:

Wat is de functie van gewrichten?

  • De gewrichten zorgen ervoor dat het skelet kan bewegen.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Noteer op een post-it:

Waarom is krachttraining goed voor de botten?

  • Bij bewegingen waarbij de botten gewicht moeten dragen ontstaan er druk- en trekkrachten op de botten. Het lichaam wordt daardoor geprikkeld om de botten steviger te maken, door meer botweefsel aan te maken binnen in het bot.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

De wervelkolom
Vanaf de zijkant bekeken heeft de wervelkolom een S-vorm.
Een bocht naar voren, de holling in de rug noemen we de lordose.
Een bocht naar achteren, de bolling in de wervelkolom, noemen we kyfose.
De natuurlijke kromming moet in het algemeen zoveel mogelijk aanwezig blijven tijdens lichamelijke belastingen. Hoe verder een houding hiervan afwijkt, hoe groter de kans dat de wervelkolom de belasting niet goed aan kan.

Slide 8 - Tekstslide

De spieren
De spieren vormen het actieve gedeelte van ons menselijk lichaam. De spieren kunnen korter en langer worden of juist een bepaalde lengte aanhouden.
Dit zorgt ervoor dat het lichaam kan bewegen of dat juist een bepaalde houding vastgehouden kan worden.

Slide 9 - Tekstslide

De organen
Een orgaan is een geheel van weefsels die samen een functie uitoefenen. Het grootste menselijke orgaan is de huid. Het bedekt het hele lichaam en heeft o.a. tot doel het menselijk lichaam te beschermen tegen uitdroging, onderkoeling en aanvallen van buitenaf.
Een aantal organen samen vormen orgaansystemen. Deze organen hebben elkaar nodig om een functie te kunnen uitoefenen. 
Bijvoorbeeld: het spijsverteringsstelsel bestaat o.a. uit de slokdarm, de maag, de darmen, de lever en de alvleesklier.

Slide 10 - Tekstslide

De verschillende orgaanstelsels zijn:
  • Hart- en vaatstelsel
  • Luchtwegen
  • Spijsvertering
  • Urogenitaal stelsel (urine/ontlasting)
  • Voortplantingssysteem
  • Bewegingsapparaat
  • Zenuwstelsel
  • Hormoonstelsel
  • Lymfestelsel 

Slide 11 - Tekstslide

Het hart- en vaatstelsel
Het hart zorgt er samen met de bloedvaten (aders en slagaders) voor dat het bloed in ons lichaam kan worden getransporteerd. In dit bloed zitten o.a. voedingsstoffen en zuurstof die overal in ons lichaam nodig zijn. 
Daarnaast ontstaan er in ons lichaam ook allerlei afvalstoffen en koolstofdioxide die ons lichaam niet (meer) nodig heeft. Dit kan met het bloed worden afgevoerd.
Via onze urine, ontlasting en ademhaling verlaten deze stoffen dan weer ons lichaam.
Als ons lichaam zwaarder wordt belast, zullen benodigde stoffen meer nodig zijn en zullen er meer afvalstoffen worden geproduceerd.
Om hiervoor te zorgen, zullen de bloedvaten wijder open gaan staan en zal het hart sneller gaan kloppen om meer bloed te laten circuleren.

Slide 12 - Tekstslide

De ademhaling
Via de neus- en mondholte ademen we lucht in. Deze lucht gaat via de luchtpijp verder naar de longen. Daar kan de zuurstof uit de lucht worden opgenomen. 
In die longen wordt ook koolstofdioxide en water door ons lichaam aan de lucht afgegeven dat wij dan weer uitademen. (Adem maar eens tegen spiegel. Je ziet dan dat de spiegel vochtig wordt door je uitademing).

Zuurstof is van levensbelang voor ons menselijk lichaam en wordt in allerlei processen gebruikt. Indien ons lichaam zwaarder wordt belast (bijvoorbeeld tijdens het sporten) zal dus meer zuurstof nodig zijn en gaan we sneller ademhalen.

Slide 13 - Tekstslide

Warming-up
Kies een cardio-apparaat.
Warming-up 7 minuten.
timer
7:00

Slide 14 - Tekstslide

Praktijk
fitnesstraining

Slide 15 - Tekstslide

Fitnesstraining

  • Werk in tweetallen
  • Elke student heeft z'n eigen trainingsschema
  • Train de spiergroepen
  • 20 minuten

Slide 16 - Tekstslide

fitnessquiz (8 vragen)

Slide 17 - Tekstslide

1. De holling in de wervelkolom noemen we:
A
de lordose
B
de kyfose

Slide 18 - Quizvraag

2. De bolling in de wervelkolom noemen we:
A
de lordose
B
de kyfose

Slide 19 - Quizvraag

3. Je lichaam beweegt door spieren en botten, maar hoe heten de scharnierpunten tussen 2 botten?
A
gewrichten
B
scharnieren
C
vezels
D
pezen

Slide 20 - Quizvraag

4. Wat is bigorexia?
A
Dan wil je telkens maar eten.
B
Dan wil je je zo droog mogelijk trainen.
C
Dan wil je alsmaar gespierder worden
D
Dan wil je alleen maar cardiotraining doen

Slide 21 - Quizvraag

5. Hoeveel spieren gebruik je om één stap te zetten?
A
5
B
100
C
200
D
500

Slide 22 - Quizvraag

6. Hoeveel botten heeft een volwassen mens?
A
206
B
500
C
703
D
1000

Slide 23 - Quizvraag

7. Je hebt veel bloedvaten. Hoever kom je als je ze allemaal achter elkaar legt?
A
100 km
B
1000 km
C
10.000 km
D
100.000 km

Slide 24 - Quizvraag

8. Hoeveel water zit er ongeveer in het lichaam van een volwassen mens?
A
10%
B
25%
C
40%
D
70%

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide