week 37/ 38 Uiteenzetting, beschouwing, betoog

Uiteenzetting, beschouwing, betoog
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Uiteenzetting, beschouwing, betoog

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Je (her)kent de kenmerken van een betoog, beschouwing en uiteenzetting
- Je weet welk tekstdoelen en tekststructuren hierbij horen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uiteenzetting, betoog of beschouwing? Waar let je op?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uiteenzetting
  • Een objectieve informerende tekst
  • feiten en uitleg
  • Doel: informeren
  • Hoofdgedachte: een constatering
Door de komst van internet is er veel meer informatie voor iedereen beschikbaar

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beschouwing
  • Zet de lezer over bepaalde kwestie aan het denken
  • Onderwerp: probleem of kwestie
  • feiten en verschillende verklaringen/oorzaken, meningen, oplossingen, voor- en nadelen
  • doel: aan het denken zetten
  • Hoofdgedachte 1: een open vraag: Welke voor- en nadelen zitten er aan het gebruik van een fatbike?
  • Hoofdgedachte 2: uitspraak waarbij verschillende kanten worden benaderd: Er zitten veel voor- en nadelen aan het gebruik van een fatbike.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
  • Tekst met standpunt en argumenten
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Feiten en bronnen om waarderende argumenten te ondersteunen
  • Doel:  overtuigen
  • Hoofdgedachte: mening of standpunt van de schrijver: Ik vind dat er meer LO op school moet komen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel hoort bij welke tekstsoort?
informeren
Overtuigen
Opiniëren
Uiteenzetting
Betoog
Beschouwing

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen.
Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (=vaststelling van een feit of een verschijnsel).
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uiteenzetting, beschouwing, betoog
Kijk dus naar:
1. tekstdoel (informeren, opiniëren of overtuigen)
2. hoofdgedachte (constatering, mening/standpunt, twijfel)
3. tekststructuur  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling theorie vorige jaren
Uiteenzetting, betoog, beschouwing

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de kenmerken van een uiteenzetting?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de kenmerken van een betoog?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de kenmerken van een beschouwing?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belang van signaalwoorden?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Activeren
Amuseren
Beschouwen
Informeren
Overtuigen
Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
In een betoog geeft de schrijver zijn mening en daar blijft het bij.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

juist of onjuist: in een betoog geeft de schrijver zijn mening en onderbouwt deze met argumenten.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een betoog staat de mening van de schrijver in de inleiding
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de kern van het betoog geeft de schrijver zijn argumenten met onderbouwing.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de kern wordt altijd een tegenargument gegeven.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden bij de argumenten zijn nodig om de argumenten te ondersteunen en daarmee nog overtuigender te maken.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het slot van een betoog wordt de mening herhaald.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het slot geeft ook een samenvatting van de argumenten
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dus...opbouw betoog
Inleiding
aandachtstrekker, introductie onderwerp, mening van de schrijver
Kern
argument voor de mening, uitwerking mbv voorbeelden en eventueel tegenargument dat wordt weerlegd
Slot
Conclusie (herhalen standpunt), samenvatting argumenten en uitsmijter

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen van argumenten
Let daarbij op de argumenten. Zijn ze subjectief of objectief? 

Subjectieve argumenten = gebaseerd op mening/ervaring/vermoeden. 
Kritisch lezen hierbij, is: vind je dit ook? Komt dit overeen met mijn ervaring? Is dat hier van toepassing? 

Objectieve argumenten = gebaseerd op feiten. Ze zijn controleerbaar. 
Kritisch lezen hierbij, is: is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit hier van toepassing? 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 
  • enkelvoudige argumentatie
  • meervoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
  • Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
  • Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
  • Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
  • De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
  • Je werkt op school onder toezicht.
  • Op school kun je je beter concentreren.
  • Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Je werkt op school onder toezicht. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



1. Oordeel
2. Oordeel + argument
3. Oordeel + argument +                     onderbouwing
Voorbeeld
1. Ik vind Wees onzichtbaar een weergaloos boek. 
2. 1 + Want de personages zijn door de schrijver heel goed uitgewerkt. 
3. 1 + 2 + Een voorbeeld hiervan is de vader van de hoofdpersoon. De schrijver beschrijft het uiterlijk van deze man tot in de kleinste details. Ook maakt de vader een duidelijke ontwikkeling door, die de schrijver stapsgewijs beschrijft. Eerst lijkt de vader een gevoelloos, asociaal persoon, maar later blijkt dat er een heel verhaal achter zijn gedrag zit. 

Overtuigingsladder

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betogende tekst schrijven
Gebruik het werkboekje voor uitleg of zoek informatie op internet. Wees kritisch en vraag je docent of je een goede website gebruikt.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betogende tekst schrijven
Inleiding
  • (aandacht trekken) introduceren onderwerp, noemen standpunt/mening/stelling (1 alinea)
Middenstuk
  • per alinea één argument (incl. toelichting en voorbeeld) één of twee tegenargumenten + weerlegging 
Slot
  • mening herhalen, samenvatting argumenten en conclusie (1 alinea)

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betogende tekst schrijven
Opdracht 3 van je werkboek

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betogende tekst schrijven
Wat lever je in?
  • Ingevuld schrijfplan
  • Blokjesschema
  • Betoog
  • Bronnenlijst

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uiteenzetting
Een uiteenzetting is bedoeld om de lezer te informeren: een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. In een uiteenzetting staan meestal veel feiten en toelichtingen of voorbeelden
De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (= de vaststelling van een feit of een verschijnsel), bijvoorbeeld: ‘Technische studies zijn hun nerd-achtige imago kwijtgeraakt.’

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
Een betoog is bedoeld om te overtuigen: de schrijver wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overnemen. 
Die mening is ook de hoofdgedachte van de tekst, bijvoorbeeld: ‘Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen, moeten hun Kamerzetel afstaan.’ De auteur geeft argumenten voor zijn standpunt en soms weerlegt hij argumenten die de lezers tegen zijn standpunt kunnen inbrengen.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een beschouwing
Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil zijn lezers zelf over iets laten nadenken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. De hoofdgedachte van een beschouwing is dan ook vaak een formulering als ‘Hoewel de geleerden het erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies moet zijn.’

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekststructuren 
De structuur van een tekst hangt vaak samen met het tekstdoel.

  1. argumentatiestructuur
  2. aspectenstructuur
  3. probleem-oplossingsstructuur
  4. verklaringsstructuur
  5. verleden - heden - toekomststructuur
  6. voor- en nadelenstructuur
  7. vraag- en antwoordstructuur

Welke past het best? Uiteenzetting, beschouwing, betoog?  Of een andere tekstsoort?

Slide 49 - Tekstslide

Over na laten denken en een paar structuren bespreken. NN pag 20 + 21