In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Thema 3
Zitten volgens de plattegrond
Spullen op tafel
Boek, schrift
Jas uit
Tas van tafel
timer
3:00
Kennen/Kunnen
Je hebt kunnen oefenen met mogelijke toetsvragen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Oefenen
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Waarom hebben warmbloedige dieren meestal een vacht/veren en koudbloedige dieren niet?
Slide 3 - Open vraag
Je kijkt door een microscoop en ziet een cel met celwanden en een grote vacuole. Welke conclusie kun je nu trekken
A
Dit is de cel van een dier of plant
B
Dit is de cel van een schimmel of plant
C
Dit is de cel van een bacterie of plant
D
Dit is de cel van een dier of schimmel
Slide 4 - Quizvraag
Als je een stuk vlees buiten de koelkast laat liggen bederft het sneller. Leg uit waardoor dat komt.
Slide 5 - Open vraag
Je bekijkt cellen van een organisme door de microscoop. Je ziet allemaal enkele cellen, los van elkaar. Het zijn veel verschillende organismen. Welke conclusie kun je trekken.
A
Dit zijn cellen van prokaryoten
B
Dit zijn in ieder geval niet dierlijke cellen
C
Dit kunnen cellen uit elk rijk zijn
D
Dit zijn in ieder geval niet plantaardige cellen
Slide 6 - Quizvraag
In veel rijken komen eencellige organismen voor. Hoe zou je kunnen bepalen of de cel van een eencellige plant is?
Slide 7 - Open vraag
Deze plant behoort tot de
A
Wieren
B
Sporenplanten
C
Zaadplanten
Slide 8 - Quizvraag
Penicilline zorgt ervoor dat bacteriën geen celwand kunnen maken. Leg aan de hand hiervan uit waarom mensen en dieren geen last van penicilline hebben.
Slide 9 - Open vraag
Welk onderstaand antwoord klopt het best? Deze plant heeft geen ....
A
Bloemen, vaten en stengels
B
Bloemen, vaten en wortels
C
Bloemen
D
stengels
Slide 10 - Quizvraag
Bacteriën en schimmels kom je vooral veel tegen op eten. Leg uit waarom?
Slide 11 - Open vraag
Welke van deze organisme is: Tweezijdig symmetrisch met uitwendig skelet
A
Kikker
B
Slang
C
Vogel
D
Spin
Slide 12 - Quizvraag
Binnen evolutie spreken we over variatie binnen een soort. Wat wordt daarmee bedoeld?
Slide 13 - Open vraag
Een hagedis behoort tot het rijk reptielen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Alle zaadplanten hebben een vatenstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Alle schimmels gebruiken sporen om zich voort te planten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Organismen in het rijk planten kunnen eencellig of meercellig zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
In de hete woestijn komen meer bacteriën voor dan in het warme regenwoud
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Een zeester is veelzijdig symmetrisch
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Gewervelden hebben een inwendig skelet, Is een schildpad een gewervelde? Leg uit waarom wel/niet
Slide 20 - Open vraag
Drie leerlingen doen een uitspraak, wie van hen hebben GELIJK?: Luna: Een veelzijdig symmetrisch organisme kan geen gewervelde zijn. Daan: Alle gewervelden hebben cellen met daarin een celkern Sem: Een slak heeft cellen met celwanden
A
Iedereen
B
Sem en Daan
C
Luna en Sem
D
Daan en Luna
Slide 21 - Quizvraag
Een slang en kikker zijn nauwer verwant dan een slang en een boom. Leg uit waardoor je dit weet
Slide 22 - Open vraag
Een paard en ezel kunnen samen een muilezel als nakomeling krijgen. Zijn paarden en ezels van hetzelfde soort?
A
Ja, want ze kunnen nakomelingen krijgen
B
Ja, maar het zijn verschillende rassen van dezelfde soort
C
Nee, want de muilezel is niet vruchtbaar
Slide 23 - Quizvraag
Leerlingen hebben keuze uit 3 preparaten. Leg uit, welke moeten ze bekijken als ze eencellige organismen met celwanden moeten bekijken? 1. preparaat van gist 2. preparaat van zeewier 3. preparaat van spermacellen van een eend
Slide 24 - Open vraag
Afsluiting
Je kunt de celkenmerken van prokaryoten opschrijven
Je kunt uitleggen hoe prokaryoten zich voortplanten
Je kunt 3 'taken' benoemen van bacteriën in de natuur