Hulp bij Rekenen met Breuken

Hulp bij Rekenen met Breuken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hulp bij Rekenen met Breuken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kun je...
tellers en noemers identificeren, breuken optellen en aftrekken, breuken vermenigvuldigen en delen, oefeningen met breuken oplossen door middel van spelletjes

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over breuken en hoe je ermee rekent?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Identificeren van tellers en noemers
Teller: het getal boven de streep in een breuk die aangeeft hoeveel delen van het geheel genomen worden. Noemer: het getal onder de streep in een breuk die aangeeft uit hoeveel gelijke delen het geheel bestaat.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen en aftrekken van breuken
Breuken optellen: het combineren van twee of meer breuken waarbij de noemers gelijk zijn of gelijk gemaakt worden. Breuken aftrekken: het verschil berekenen tussen twee breuken waarbij de noemers gelijk zijn of gelijk gemaakt worden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigen en delen van breuken
Breuken vermenigvuldigen: het product vinden van twee breuken door de tellers met elkaar te vermenigvuldigen en de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. Breuken delen: het delen van een breuk door een andere breuk door de eerste breuk te vermenigvuldigen met het omgekeerde van de tweede breuk.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelletjes om breuken te oefenen
Door uitleg, tips en spelletjes te gebruiken, kunnen kinderen op een leuke en effectieve manier leren omgaan met breuken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
Teller: het getal boven de streep in een breuk die aangeeft hoeveel delen van het geheel genomen worden. Noemer: het getal onder de streep in een breuk die aangeeft uit hoeveel gelijke delen het geheel bestaat. Breuken optellen: het combineren van twee of meer breuken waarbij de noemers gelijk zijn of gelijk gemaakt worden. Breuken aftrekken: het verschil berekenen tussen twee breuken waarbij de noemers gelijk zijn of gelijk gemaakt worden. Breuken vermenigvuldigen: het product vinden van twee breuken door de tellers met elkaar te vermenigvuldigen en de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. Breuken delen: het delen van een breuk door een andere breuk door de eerste breuk te vermenigvuldigen met het omgekeerde van de tweede breuk.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.