In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken
Slide 1 - Tekstslide
Waarom kunnen A&G of C&T niet tegenover elkaar staan?
Slide 2 - Open vraag
Doelen
Je kunt met behulp van basenparing vanuit een gegeven nucleotide-volgorde van de coderende streng, de matrijsstreng of mRNA de nucleotidevolgorde van de andere twee bepalen.
Je kunt met behulp van een nucleotidevolgorde in mRNA bepalen in welke volgorde eiwitten in een eiwit gekoppeld worden door het ribosoom (en andersom).
Let op start/stop codons!
Slide 3 - Tekstslide
aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee
Het aflezen van DNA en hier een ketting van aminozuren van maken (eiwit/ enzym) gebeurt in de ribosomen.
En dan nu...... 'de code'.
Elke 3 stikstofbasen coderen voor één soort aminozuur.
Een ketting aminozuren vormen weer een eiwit.
Welke aminozuren, en de volgorde, maken een eiwit uniek.
De volgorde van DNA bepaalt dus de volgorde van de aminozuren en dus welk eiwit je maakt.
Slide 4 - Tekstslide
Aminozuren zijn de bouwstenen van.... Deze worden geproduceerd in de....
A
Koolhydraten
Ribosomen
B
Koolhydraten
RER
C
Eiwitten
Ribosomen
D
Eiwitten
RER
Slide 5 - Quizvraag
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Dat betekent dat het DNA eigenlijk de code is voor aminozuren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Kan DNA de celkern uit?
A
Ja, altijd
B
Nee, nooit
C
Enkel voor eiwitsynthese
D
Hangt van het celtype af
Slide 7 - Quizvraag
Transcriptie
DNA kan worden gekopieerd tot RNA
RNA kan de celkern wel uit
Wat zijn de verschillen tussen RNA en DNA?
Slide 8 - Tekstslide
Ik heb een streng DNA met de volgende code AATGTCGTC. Hoe codeert de daarbij horende streng RNA?
Slide 9 - Open vraag
Bekijk tabel 71G. Welk aminozuur hoort er bij AAA?
Slide 10 - Open vraag
We hebben de DNA code CGCCGAATC. Welke aminozuren horen hierbij (T1, 2p) PS: eerst naar RNA gaan
Slide 11 - Open vraag
Bij de vorige vraag zagen we voor welk aminozuur de code ATC staat. Wat gebeurt er met het te vormen eiwit als de eerste A veranderd in een C? (probeer zo volledig mogelijk te antwoorden) (T2)
Slide 12 - Open vraag
Welke streng is dan het gen?
We hebben twee strengen DNA. Deze zijn verschillend van elkaar en dus krijg je andere aminozuren. De coderende streng bevat het gen. De matrijsstreng staat daar tegenover en bevat dus niet het gen.
Slide 13 - Tekstslide
Een stuk DNA heeft een matrijsstreng van de volgende code ATGCCAATT. Welke RNA code hoort hierbij? En welke aminozuren? (T2, 3p)
Slide 14 - Open vraag
Eiwitsynthese
Is de DNA streng hiernaast de coderende of matrijsstreng?
Hoe weet je waar de code van een eiwit in het DNA begint/eindigt?
Slide 15 - Tekstslide
Noteer hier de RNA code van het startcodon en het stopcodon
Slide 16 - Open vraag
Bij sommige insecten is 15% van het genetisch materiaal hoog repetitief. Dat wil zeggen dat een stuk genetische code steeds maar weer terugkeert. Zo komt er in de coderende streng van het genoom een lang stuk voor waarin vele malen de basevolgorde ATAA achter elkaar geplakt is.
Voor maximaal hoeveel verschillende aminozuren codeert dit repetitieve materiaal? Leg je antwoord uit (I, 3p)
Slide 17 - Open vraag
gen
mutatie
Slide 18 - Tekstslide
leg uit waardoor in een gen het verwijderen van één base meer effect heeft dan het wijzigen van een base in het DNA.
Slide 19 - Open vraag
Translatie
Met behulp van de code op het mRNA bevestigd tRNA de aminozuren
tRNA heeft dus de anticodon ten opzichte van mRNA
U-A G-C
Dit gebeurt allemaal in de ribosomen in een cel
Slide 20 - Tekstslide
Wat zou de anticodon van het tRNA zijn bij glutamine en glutaminezuur
Slide 21 - Open vraag
typen DNA
structuurgenen: bevatten code voor een eiwit
regulatorgenen: beïnvloed de expressie van andere genen
niet-coderend DNA: bevat geen code voor eiwitten (95%)
Slide 22 - Tekstslide
Samengevat
Een gen komt tot expressie op het moment dat de DNA-code van dat gen gebruikt wordt om een eiwit te maken
Ontwikkeling, Cel-differentiatie en cel-activiteit verschillen door expressie van verschillende genen in verschillende celtypen.
Welke genen tot expressie komen wordt bepaald door signalen in of buiten de cel.
Slide 23 - Tekstslide
Epigenetica
code gelijk, expressie veranderd door epigenetische factoren
bv blokkering transcriptie door methylering (het koppelen van CH3 aan een nucleotide)
soms erfelijk, meestal niet
Slide 24 - Tekstslide
proto-oncogen
tumor-suppressorgen
Slide 25 - Tekstslide
Ontstaan van kanker
Een mutatie in het tumor suppressor gen zorgt ervoor bij schade de celcyclus niet stil komt te liggen. De celcyclus kan doorgaan met een beschadigde cel.