Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Spelling en grammatica woordsoorten
Spelling en grammatica woordsoorten
1hv3
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Spelling en grammatica woordsoorten
1hv3
Slide 1 - Tekstslide
Spelling
Voltooid deelwoord en verkleinwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Lisa heeft erg ... (genieten) van het feestje.
Slide 3 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Ik had mijn oude gymdocent bijna niet ... (herkennen).
Slide 4 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Ella werd om 8 uur door haar vader ... (ophalen).
Slide 5 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Een vijftienjarige Canadees heeft een Mayastad ... (ontdekken).
Slide 6 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Mijn hond heeft deze week zijn bot ... (begraven).
Slide 7 - Open vraag
Herhaling voltooid deelwoord
- Bij een voltooid deelwoord staat meestal een vorm van hebben, zijn of worden
- Een voltooid deelwoord begint vaak me ge- (uitzonderingen)
-d of -t bepalen > langer maken of 't kofschip x
- uitgang voltooid deelwoord sterke werkwoord --> -en
Slide 8 - Tekstslide
Kies het juiste verkleinwoord van het woord tussen haakjes.
Doe mij maar dat ... (menu).
A
menutje
B
menu'tje
C
menuutje
D
menuuje
Slide 9 - Quizvraag
Noteer het verkleinwoord van het woord tussen haakjes.
Wat een schattig ... (auto) heb je daar!
Slide 10 - Open vraag
Kies het juiste verkleinwoord van het woord tussen haakjes.
Gisteren was er een ... (diskjockey) bij ons thuis.
A
diskjockeytje
B
diskjockeyje
C
diskjockey'tje
Slide 11 - Quizvraag
Kies het juiste verkleinwoord van het woord tussen haakjes.
Ik heb van mijn zusje een ... (ketting) gekregen.
A
kettingkje
B
kettingje
C
kettingtje
D
kettinkje
Slide 12 - Quizvraag
Noteer het verkleinwoord van het woord tussen haakjes.
Dani heeft ongeveer een ... (A4) gebruikt voor zijn verslag.
Slide 13 - Open vraag
Herhaling verkleinwoorden
- In de meeste gevallen gebruik je -je of -tje
- In sommige gevallen gebruik je -pje of -kje (NOOIT -ngkje)
- Woorden die eindigen op een lange klinker die je met één letter schrijft, krijgen een extra klinker
- Bij woorden die eindigen op -y , gebruik je -'tje (uitzonderingen)
Slide 14 - Tekstslide
Spelling
Tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoord & trappen van vergelijking
Slide 15 - Tekstslide
Welk woord is een correct voorbeeld van een tegenwoordig deelwoord?
A
gesloopt
B
lachend
C
hangen
D
schrok
Slide 16 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een tegenwoordig deelwoord eindigt altijd op een -d
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Vul het tegenwoordig deelwoord in van het werkwoord tussen haakjes.
... (zuchten) liet de ober zich op een stoel zakken.
Slide 18 - Open vraag
Vul het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord in.
De ... (vluchten) man verstopte zich achter de boom.
Slide 19 - Open vraag
Vul het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord in.
De ... (haasten) jongen vergat bijna zijn tas thuis.
Slide 20 - Open vraag
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm.
Jitse kreeg (weinig) snoepjes dan zijn grote broer.
A
weinig
B
minst
C
minder
D
weiniger
Slide 21 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Johan is net zo goed in rekenen als/dan zijn klasgenootje.
A
als
B
dan
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'graag'?
Slide 23 - Open vraag
Waar of niet waar?
Een tegenwoordig deelwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm.
... (hijgen) arriveerde Janneke bij het lokaal.
Slide 25 - Open vraag
Herhaling tegenwoordig deelwoord
- handeling is nog bezig
- infinitief + d
Slide 26 - Tekstslide
Herhaling bijvoeglijk naamwoord
- eindigt meestal op -e
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden > -en
- tegenwoordig deelwoord +e
- te + infinitief
- voltooid deelwoord + e (zo kort mogelijk!)
Slide 27 - Tekstslide
Herhaling trappen van vergelijking
- stellende trap = gelijk of gelijkwaardig
- vergrotende trap (+er) = niet gelijk of gelijkwaardig
- overtreffende trap (+st(e)) = overtreft al het andere
Slide 28 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het bijvoeglijke naamwoord in deze zin?
De verloren ring werd gelukkig gisteren door iemand teruggevonden.
A
door
B
verloren
C
ring
D
teruggevonden
Slide 30 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -en.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'sinds'?
Voorbeeldzin: Ik werk hier al sinds 1988.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel
Slide 32 - Quizvraag
Het meisje vroeg zich af wanneer haar moeder haar zou ophalen.
'Het' is hier een...?
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Zelfstandig
Slide 33 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een voorzetsel.
Slide 34 - Open vraag
Waar of niet waar?
Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.
A
Niet waar
B
Waar
Slide 35 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'gestolen' in deze zin?
De gestolen fiets werd snel teruggevonden.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 36 - Quizvraag
Hoeveel lidwoorden zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 37 - Quizvraag
Welk woord is een eigennaam?
A
jas
B
Berlijn
C
gedraaid
D
krant
Slide 38 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
Slide 39 - Woordweb
Kies het juiste antwoord. Er is slechts één correct antwoord.
Het regent vaak hier op het exotische eiland.
A
'Het' is een lidwoord in deze zin
B
'exotische' is een werkwoord
C
'op' is een voorzetsel
D
'regent' is een bijvoeglijk naamwoord
Slide 40 - Quizvraag
Herhaling lidwoord
- de, het en een
- staat voor een zelfstandig naamwoord
- de, het = bepaald (zelfstandig naamwoord is bekend)
- een = onbepaald (zelfstandig naamwoord is onbekend)
Slide 41 - Tekstslide
Herhaling zelfstandig naamwoord
- mensen, dieren, planten, dingen en begrippen
- kun je een lidwoord voor zetten
- kun je meestal in meervoud zetten
- kun je vaak een verkleinwoord van maken
- eigennamen
Slide 42 - Tekstslide
Herhaling werkwoord
- drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
- hele werkwoord = infinitief
- kun je aanpassen aan de persoon die iets doet of aan de tijd
- aanpassen = vervoegen
Slide 43 - Tekstslide
Herhaling bijvoeglijk naamwoord
- beschrijft een kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord
- eindigt meestal op -e (uitzonderingen)
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -en
Slide 44 - Tekstslide
Herhaling voorzetsel
- kun je vóór de kast zetten of vóór de vakantie
- staan aan het begin van eens zinsdeel
- staan aan het begin van een deel van een zinsdeel
Slide 45 - Tekstslide
Veel succes!!
Slide 46 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Spelling en grammatica woordsoorten
September 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Kern 1TH: Grammatica woordsoorten Les 5, 6 en 19: toetsvoorbereiding
December 2022
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
4.8 Spelling
Februari 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
Bijvoeglijk naamwoord
Juni 2022
- Les met
35 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Zinsdelen en woordsoorten IVKO 2
Januari 2021
- Les met
18 slides
Middelbare school
Maandag 21 maart
Maart 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Spelling deel 2
Juni 2020
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Talent_4.9_5.9_2223
November 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2