Tekstbegrip V5

Tekstbegrip V5
De bijbehorende tekst bij de volgende opgaven kun je vinden in Magister op de Studiewijzer van periode 4.
Vergeet niet om na ieder vraag je antwoord op te slaan.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekstbegrip V5
De bijbehorende tekst bij de volgende opgaven kun je vinden in Magister op de Studiewijzer van periode 4.
Vergeet niet om na ieder vraag je antwoord op te slaan.

Slide 1 - Tekstslide

1) Wat is de aanleiding voor het schrijven van tekst 1?

Slide 2 - Open vraag

2) Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?
A
Het feminisme van Van Heezik gaat veel te veel over het onbehagen van de man.
B
Het gendergelijkheidsideaal van Van Heezik is niet genoeg.
C
In het feminisme van Van Heezik ontbreken ten onrechte begrippen als 'macht' en 'rechten'.
D
Met het feminisme van Van Heezik schiet de vrouw niks op, want hierin is de man nog steeds bepalend.

Slide 3 - Quizvraag

3) Tekst 1 is te vatten in een stelling-argumentenstructuur. Neem de woorden uit kolom 1 over en vul kolom 2 in. Ga per onderdeel na in welke alinea('s) dit onderdeel in tekst 1 behandeld wordt. Let op: één onderdeel uit kolom 1 ontbreekt in de tekst.

Slide 4 - Open vraag

4) Er ontbreekt dus één onderdeel in het schema van vraag 3. Leg uit wat het effect van het ontbreken van dit onderdeel is op de overtuigingskracht van tekst 1.

Slide 5 - Open vraag

5) De auteur van tekst 1 gebruikt in alinea 2 het woord ‘puik’ (r. 16). Dit woord is ironisch bedoeld. Leg dit uit. Maak daarbij gebruik van de rest van alinea 2.

Slide 6 - Open vraag

6) Geef twee voorbeelden van woorden of woordgroepen uit tekst 1 die om dezelfde reden als bij vraag 5 ironisch bedoeld zijn.

Slide 7 - Open vraag

7) Een van de bezwaren van de auteur tegen het artikel van Van Heezik is dat ‘[hij] nergens … rept … over wat hij zelf eigenlijk gaat doen om zijn feminisme op een zinvolle manier in te vullen. Hij meldt wel zijn streven: hij wil ‘dat méér mannen zich feminist gaan noemen.’ (r. 57-62)

Citeer een zin uit alinea 5 of 6 waarin dit bezwaar in andere woorden terugkomt.

Slide 8 - Open vraag

Lees tekstfragment 1

Slide 9 - Tekstslide

8) Plaats de vier zinnen van het tekstfragment in een argumentatiestructuur. Zet het standpunt bovenaan en laat duidelijk zien hoe de andere zinnen zich verhouden tot het standpunt. Vermeld ook welke functie elke zin heeft in de argumentatie. Kies daarbij steeds uit: argument – subargument – tegenargument – weerlegging. Voeg een foto van je argumentatiestructuur toe.

Slide 10 - Open vraag

9) Is de argumentatie in tekstfragment 1 onderschikkend, nevenschikkend of een combinatie van onderschikkend en nevenschikkend? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

Lees tekstfragment 2

Slide 12 - Tekstslide

10) De auteur van tekst 1 schrijft in alinea 1: ‘Feministen moeten meer naar mannen luisteren, schreef kunstjournalist Colin van Heezik zaterdag in Opinie. Een eigenaardige stelling: het hele idee van feminisme lijkt me juist dat dit niet hoeft.’ (r. 1-6)
Welke drogreden zou een kritische lezer kunnen zien in de woorden van de auteur van tekst 1, gelet op tekstfragment 1 en 2? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

Lees tekstfragment 3

Slide 14 - Tekstslide

11) Leg op basis van alinea 5 van tekst 1 in eigen woorden uit hoe de auteur van tekst 1 en de auteur van tekstfragment 3 van mening verschillen over de kwestie ‘manspreading’.

Slide 15 - Open vraag