Periode 4 - week 22 - Lezen H. 3.2

3.2 Lezen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.2 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Leerstof toetsweek
H.1 t/m H.4 Lezen

Zie ook planner

Slide 2 - Tekstslide

Ma. 7 juni
Di. 8 juni (v.l.)
Ma. 14 juni
Antonius + Bas
Nina + Julia Z.
Soeroer + Rayhana
Tobia + Michel
Julia R. + Thomas S.
Vita + Lotte
Finn + Ferrie
Bloeme + Kasia
Manal + Ilayda
Timo + Thomas
Ayla + Wesley
Niels B. + Dico
Dani + Sarah
xxxxxxx (v.l.)
Niels T. +
Akram
duo's per les

Slide 3 - Tekstslide

Maandag 31 mei
week 22
Wat gaan we doen:
  
  • Maken + nakijken H. 3.2 Lezen, blz. 102, opdr. 9 t/m 13
  • Filmpje drogredenen
                                                              
   -->Deze periode, lesboek mee!                                                                 

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
Maken + huiswerk:

H. 3.2 Lezen, blz. 103, opdr. 9 t/m 13



                                                                    

Slide 5 - Tekstslide

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 6 - Open vraag

Hoe brengt hij structuur aan in zijn openingspleidooi?

Slide 7 - Open vraag

Hoe brengt hij structuur aan in zijn openingspleidooi?

Slide 8 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 9 - Open vraag

Welke partij vond je sterker (de voorstanders of de tegenstanders)? Waarom?

Slide 10 - Open vraag

Welke partij vond je sterker (de voorstanders of de tegenstanders)? Waarom?

Slide 11 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 12 - Open vraag

Richt zij zich tot de jury of tot haar tegenstander? Hoe doet zij dit?

Slide 13 - Open vraag

Richten de sprekers zich tot elkaar of tot de jury? Wie moet je overtuigen bij een debat?

Slide 14 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 15 - Open vraag

Richt zij zich tot de jury of tot haar tegenstander? Hoe doet zij dit?

Slide 16 - Open vraag

Richten de sprekers zich tot elkaar of tot de jury? Wie moet je overtuigen bij een debat?

Slide 17 - Open vraag

Richt zij zich tot de jury of tot haar tegenstander? Hoe doet zij dit?

Slide 18 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 19 - Open vraag

Richten de sprekers zich tot elkaar of tot de jury? Wie moet je overtuigen bij een debat?

Slide 20 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 21 - Open vraag

Welke partij vond je sterker (de voorstanders of de tegenstanders)? Waarom?

Slide 22 - Open vraag

Hoe brengt hij structuur aan in zijn openingspleidooi?

Slide 23 - Open vraag

Richten de sprekers zich tot elkaar of tot de jury? Wie moet je overtuigen bij een debat?

Slide 24 - Open vraag

Richt zij zich tot de jury of tot haar tegenstander? Hoe doet zij dit?

Slide 25 - Open vraag

Welke partij vond je sterker (de voorstanders of de tegenstanders)? Waarom?

Slide 26 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 27 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 28 - Open vraag

Hoe brengt hij structuur aan in zijn openingspleidooi?

Slide 29 - Open vraag

Leren argumenteren


Filmpje drogredenen
Handig voor je speech!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Welke partij vond je sterker (de voorstanders of de tegenstanders)? Waarom?

Slide 32 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 33 - Open vraag

Welke drie argumenten worden er genoemd? Noem de labels en (kort) de onderbouwingen.

Slide 34 - Open vraag

Richten de sprekers zich tot elkaar of tot de jury? Wie moet je overtuigen bij een debat?

Slide 35 - Open vraag

Hoe brengt hij structuur aan in zijn openingspleidooi?

Slide 36 - Open vraag