19. 20 nov: Herhalingsweek 1

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, theorieboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, theorieboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
  • Huiswerk nakijken
  • Herhalen van de lesstof
Vandaag woensdag 20 november:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2 - pg 58
Voordat je daadwerkelijk gaat zoeken:
  • bedenk je een aantal verkennende vragen;
  • bedenk je wat voor soort informatie je zoekt;
  • formuleer je zoektermen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4 - pg 58
Om te bepalen of een bron relevant is:
  • lees je die globaal en/of zoekend

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 1:

Communicatie
2 Onderwerp en hoofdgedachte
3 Tekstsoorten
4 Inleiding, kern en slot
(5 Tekststructuur)
6 Alinea's en verbanden
8 Bronnenonderzoek



Taal
9 Framing

Literatuur
Literair boek lezen
Literair gedicht lezen 
Stijlfiguren pg. 158-159


In PTO 1 geef je antwoorden bij een leestekst én schrijf je een boekopdracht. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Alinea's en verbanden (les 6)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Schrijf 3 soorten tekstverbanden op met een bijpassend signaalwoord. 
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Signaalwoorden/verbindingswoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen. 

Functiewoorden zijn geen signaalwoorden!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden in een examen aardrijkskunde:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden in een examen geschiedenis:

Slide 12 - Tekstslide

zv4d
Schema handboek pagina 65

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea-indeling

Alinea:
- enkele zinnen samen
- elke alinea heeft één kernzin

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
alinea
tekstverband
signaalwoord
functiewoord

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Bronnenonderzoek (les 8)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
  1. geloofwaardigheid
  2. nauwkeurigheid
  3. neutraliteit
  4. redelijkheid
  5. onderbouwing
Naar welke 5 begrippen kijk je als je zoekt naar relevante bronnen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of dit waar is? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbare bron:

geloofwaardig
- gezaghebbende organisatie en deskundige auteur
nauwkeurig
- actueel en volledig
neutraal
- heeft iemand een bepaald belang?
redelijk
- genuanceerd beeld
onderbouwd
- bibliografie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
geloofwaardig
nauwkeurig
neutraal
redelijk
onderbouwd

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Framing (les 9)

Wat is framing?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is framing?
‘Taalgebruik dat iemands interpretatie een bepaalde richting opstuurt.’
Je woorden wekken een beeld op.

Het gebruikmaken van woorden waarmee je positieve of negatieve associaties kunt oproepen bij je luisteraar.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe er sprake is van framing in de afbeelding. 
timer
2:00

Slide 25 - Open vraag

Tip voor leerlingen.
Stel jezelf de vragen:
1. Wat zie ik?
2. Wat moet ik zien (van een ander)?
Leg uit hoe er sprake is van framing:
Er wordt geframed als het taalgebruik jou een bepaalde positieve of negatieve kant op stuurt. In dit geval zie je de Buitenbeentjes van de Ah. Dit zijn groentes en fruit die eigenlijk gebutst en beschadigd zijn, maar nog wel te verkopen. 
De Ah wil dat jij deze 'lelijke' groentes koopt en geeft ze een naam die verwijst naar 'alle groentes mogen er zijn, ook iets lelijke groentes'. Dat is framing, want je koopt die lelijke groentes dan toch. 

Slide 26 - Tekstslide

Tip voor leerlingen. 
Stel jezelf de vragen: 
1. Wat zie ik? 
2. Wat moet ik zien (van een ander)?
Opdracht:
Voorbeeld Funda en frames

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe deze tekst framing is.
Is het frame positief of negatief?
En geef twee voorbeelden. 

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Karakteristieke starterswoning in centrum
Deze knusse eengezinswoning ligt aan de rand van het historische centrum van Den Haag en heeft een woonoppervlakte van 60 m². De woning biedt twee slaapkamers en heeft een praktische indeling die volop mogelijkheden biedt om het geheel naar eigen smaak te moderniseren. De badkamer en keuken kunnen ook naar eigen wens gerenoveerd worden.
De ligging draagt bij aan een gemoedelijke sfeer, terwijl je toch dicht bij alle stadsvoorzieningen (cultuur, horeca en winkels) bent. Op loopafstand vind je gezellige cafés, restaurants en terrassen. Met een beetje creativiteit maak je van dit huis een duurzame thuisbasis.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe er sprake is van framing in de afbeelding. 
timer
2:00

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe er sprake is van framing:
Er wordt geframed als het taalgebruik jou een bepaalde positieve of negatieve kant op stuurt. In dit geval zie je de Wasparfum van de Robijn. Dit is wasmiddel voor tijdens het wassen van kleding, maar dan word je zo gestuurd dat je denkt dat het eigenlijk parfum is. Want zo lekker ruikt het. 
Dit is framing, want je wordt overtuigd door de tekst. Uiteindelijk koop je het product. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing door beeldspraak en stijlfiguren

  • vergelijking (a met b vergelijken): je kamer lijkt een zwijnenstal.
  • hyperbool (overdrijven): ik heb eeuwen staan te wachten.
  • eufemisme (iets verzachten): werkzoekend i.p.v. werkloos
  • neologisme (nieuw woord): villasubsidie i.p.v. hypotheekrenteaftrek
  • vals dilemma (twee alternatieven voorgesteld alsof het de enige opties zijn): Bush in 2001: You are either with us or with the terrorists.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft een drankprobleem.
A
vergelijking
B
hyperbool
C
eufemisme
D
vals dilemma

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wachtte zo lang op je dat ik inmiddels ben veranderd in een skelet.
A
vergelijking
B
hyperbool
C
eufemisme
D
vals dilemma

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
hyperbool
B
neologisme
C
eufemisme
D
vals dilemma

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij draagt een jegging (jeanslegging)
A
vergelijking
B
neologisme
C
eufemisme
D
vals dilemma

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Framing
  • vergelijking 
  • hyperbool
  • eufemisme 
  • neologisme 
  • vals dilemma


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren (pg. 158-159)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van taalgebruik waarin met een 'beeld' op een figuurlijke manier omschreven wordt wat iemand letterlijk bedoelt. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

metafoor
lyrisch ik
climax
anticlimax
hyperbool
paradox
retorische vraag
antithese
tricolon
eufemisme
understatement
spot (ironie, sarcasme, cynisme, parodie)
repetitio
chiasme
litotes
Oefenen!
Behandelde stijlfiguren:

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn stijlfiguren?
A
dat een gedicht in een figuur is geschreven
B
manieren van schrijven om indruk te maken
C
manieren om gedicht te beoordelen
D
figuurlijk taalgebruik

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk stijlfiguur is dit een voorbeeld?

A
Herhaling
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antithese of paradox?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven' is de kunst van het schrappen.'
Hierin herken je:
A
Antithese
B
Chiasme
C
Litotes
D
Paradox

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wil je ziek worden?
A
tegenstelling
B
retorische vraag
C
overdrijving
D
tautologie

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies