11. 22 nov: Herhalingsweek 2

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4b

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4b

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
  • Huiswerk bespreken
  • Herhalen lesstof
Vandaag vrijdag 22 november:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 1:

Communicatie
2 Onderwerp en hoofdgedachte
4 Inleiding, kern en slot
6 Alinea's en verbanden
26 Recensie

Taal
9 Framing

Literatuur
Literair werk lezen
1 De kunst van lezen en schrijven
2 Fictie en werkelijkheid
3 Literaire genres
In PTO 1 geef je antwoorden bij een leestekst én schrijf je een boekopdracht. 

Slide 3 - Tekstslide

zv4b
Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Beantwoord de volgende vragen. Schrijf de antwoorden in je schrift:
  1. Verdeel de tekst in inleiding, kern, slot.
  2. Wat doet de schrijver in de inleiding om aandacht te trekken?
  3. Wat is het onderwerp van de tekst?
  4. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
  5. Wat is het tekstdoel van deze tekst?
  6. In het middenstuk worden verschillende deelonderwerpen toegelicht. In welke deelonderwerpen kun je deze tekst verdelen?
  7. Bedenk minstens twee titels voor deelonderwerpen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
1. Verdeel de tekst in inleiding, kern, slot.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
2. Wat doet de schrijver in de inleiding om aandacht te trekken?

  • Actuele gebeurtenis: lezersactie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
3. Wat is het onderwerp van de tekst? 
  • Nieuw stripfiguur (in Donald Duck)

4. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 
  • Bij het weekblad Donald Duck is na een wedstrijd een nieuw stripfiguur gekozen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
5. Wat is het tekstdoel van deze tekst? 

  • informeren 
  • amuseren

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
6. In het middenstuk worden verschillende deelonderwerpen toegelicht. In welke deelonderwerpen kun je deze tekst verdelen?
  • winnaar 
  • eend van kleur (stond er al in)
  • niet-prijswinnende ontwerpen / andere inzendingen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
7. Bedenk nog een titel voor de deelonderwerpen.
Andere inzendingen
Winnaar

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Framing (les 9)

Wat is framing?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is framing?
‘Taalgebruik dat iemands interpretatie een bepaalde richting opstuurt.’
Je woorden wekken een beeld op.

Het gebruikmaken van woorden waarmee je positieve of negatieve associaties kunt oproepen bij je luisteraar.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe er sprake is van framing in de afbeelding. 
timer
2:00

Slide 15 - Open vraag

Tip voor leerlingen.
Stel jezelf de vragen:
1. Wat zie ik?
2. Wat moet ik zien (van een ander)?
Leg uit hoe er sprake is van framing:
Er wordt geframed als het taalgebruik jou een bepaalde positieve of negatieve kant op stuurt. In dit geval zie je de Buitenbeentjes van de Ah. Dit zijn groentes en fruit die eigenlijk gebutst en beschadigd zijn, maar nog wel te verkopen. 
De Ah wil dat jij deze 'lelijke' groentes koopt en geeft ze een naam die verwijst naar 'alle groentes mogen er zijn, ook iets lelijke groentes'. Dat is framing, want je koopt die lelijke groentes dan toch. 

Slide 16 - Tekstslide

Tip voor leerlingen. 
Stel jezelf de vragen: 
1. Wat zie ik? 
2. Wat moet ik zien (van een ander)?
Opdracht:
Voorbeeld Funda en frames

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe deze tekst framing is.
Is het frame positief of negatief?
En geef twee voorbeelden. 

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Karakteristieke starterswoning in centrum
Deze knusse eengezinswoning ligt aan de rand van het historische centrum van Den Haag en heeft een woonoppervlakte van 60 m². De woning biedt twee slaapkamers en heeft een praktische indeling die volop mogelijkheden biedt om het geheel naar eigen smaak te moderniseren. De badkamer en keuken kunnen ook naar eigen wens gerenoveerd worden.
De ligging draagt bij aan een gemoedelijke sfeer, terwijl je toch dicht bij alle stadsvoorzieningen (cultuur, horeca en winkels) bent. Op loopafstand vind je gezellige cafés, restaurants en terrassen. Met een beetje creativiteit maak je van dit huis een duurzame thuisbasis.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit hoe er sprake is van framing in de afbeelding. 
timer
2:00

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe er sprake is van framing:
Er wordt geframed als het taalgebruik jou een bepaalde positieve of negatieve kant op stuurt. In dit geval zie je de Wasparfum van de Robijn. Dit is wasmiddel voor tijdens het wassen van kleding, maar dan word je zo gestuurd dat je denkt dat het eigenlijk parfum is. Want zo lekker ruikt het. 
Dit is framing, want je wordt overtuigd door de tekst. Uiteindelijk koop je het product. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing door beeldspraak en stijlfiguren

  • vergelijking (a met b vergelijken): je kamer lijkt een zwijnenstal.
  • hyperbool (overdrijven): ik heb eeuwen staan te wachten.
  • eufemisme (iets verzachten): werkzoekend i.p.v. werkloos
  • neologisme (nieuw woord): villasubsidie i.p.v. hypotheekrenteaftrek
  • vals dilemma (twee alternatieven voorgesteld alsof het de enige opties zijn): Bush in 2001: You are either with us or with the terrorists.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Framing
  • vergelijking 
  • hyperbool
  • eufemisme 
  • neologisme 
  • vals dilemma


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Literatuur (les 1-3)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie: verzonnen verhalen


Lectuur:
- simpele verhaallijn
- voorspelbaar patroon (clichés)
- oppervlakkige personages

Literatuur
- diepgang
- verrassend/uniek
- personages uitgewerkt tot karakter
- ruimte voor interpretatie
- kritische houding

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen binnen de literatuur: 

  • Tijd 
  • Ruimte
  • Genre
  • Motieven
  • Thema
  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Auctoriaal/Alwetend

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11 functies van literatuur
Van elitekunst tot boeken voor alle mensen
Van literaire waarde naar ook literaire functies:
  • persoonlijk: ontspanning, emotieverwerking, kennisvergaring van leven en wereld, misstanden aan de kaak stellen, antwoord geven op vragen, genieten van stijl en de denkwereld achter het boek.
  • sociaal-cultureel: uitbreiding woordenschat, taalgevoel, inzicht in (verschillende) culturen
Deze elf moet je kennen!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Fictie / non-fictie

  • fictie = verzinsel van de schrijver
  • non-fictie = gebaseerd op controleerbare feiten
  • realistische fictie 
  • = verzinsel, maar had echt kunnen plaatsvinden/gebeuren.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

autobiografie 
  • Een boek dat je schrijft over jouw eigen leven. 
biografie
  • Een boek dat je schrijft over het leven van een ander. 

Wat betekenen deze begrippen? 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

Alter ego 
  • In het boek is de hoofdpersoon ook de schrijver. Alleen heeft de hoofdpersonage een andere naam dan de schrijver. 
pseudoniem
  • Een schrijver publiceert onder een andere naam.  

Wat betekenen deze begrippen? 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

  • lyriek (poëzie en liedteksten)
  • Epiek / literair proza (literaire teksten)
  • Dramatiek (toneel en film)
Wat zijn de drie hoofdgenres van literatuur?  

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2

  • gebeurtenissen
  • personages
  • perspectief
  • tijd
  • plaats
Wat zijn de grondelementen van literatuur? 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen van literatuur:
Tijd
Ruimte
Genre
Motieven
Thema
Perspectieven
autobiografie
biografie
Alter ego
pseudoniem
fictie / non-fictie
realistische fictie

lyriek
Epiek / literair proza
Dramatiek
Gebeurtenissen
personages
perspectief
tijd
plaats

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Recensie (les 26)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van een recensie:

  1. feitelijke beschrijving
  2. jouw respons/mening
  3. raad het boek aan of af 
Opbouw van een recensie:

  1. Inleiding
  2. kern
  3. slot

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordelingswoorden
Beoordelingswoorden zijn eigenlijk bijvoeglijk naamwoorden. 
Deze woorden geven de mening van de recensent weer. 
Bijvoorbeeld: 
  • Gevoelig - Ongevoelig 
  • Geloofwaardig - Ongeloofwaardig
  • Herkenbaar - Onherkenbaar 
  • Grappig - Droevig

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recensie 
Wie blijft achter?
Lees de recensie.
Schrijf het antwoord van de volgende vragen op in je schrift:
  1. Deel de recensie op in inleiding, kern, slot
  2. Omcirkel de signaalwoorden in de tekst.
  3. Welke verbanden horen bij de signaalwoorden uit de tekst? 
  4. Omcirkel beoordelingswoorden.
  5. Wat is de mening van de recensent?
  6. Wil je het boek waar deze recensie over gaat nu lezen? Leg uit.
timer
6:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Deel de recensie op in inleiding, kern, slot
  2. Omcirkel de signaalwoorden in de tekst. Zie rood.
  3. Welke verbanden horen bij de signaalwoorden uit de tekst? 
• Echter > tegenstellend
• maar > tegenstellend
• verder > opsomming
   4. Omcirkel beoordelingswoorden.
Zie blauw.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Wat is de mening van de recensent?
  • niet zo originele minpuntjes > negatief
  • uitstekende thriller > positief

  • Mening: enkele niet-originele puntjes, maar een uitstekende thriller. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Wil je het boek waar deze recensie over gaat nu lezen? Leg uit.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • feitelijke beschrijving
  • jouw respons/mening
  • raad het boek aan of af
 
  • Feitelijk argument 
  • Waarderend argument


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen van literatuur:
Tijd
Ruimte
Genre
Motieven
Thema
Perspectieven
autobiografie
biografie
Alter ego
pseudoniem
fictie / non-fictie
realistische fictie

lyriek
Epiek / literair proza
Dramatiek
Gebeurtenissen
personages
perspectief
tijd
plaats

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Boekopdracht
Maak 5 zinnen. 
In elke zin koppel je een begrip van de literatuur aan een beoordelingswoord over jouw literatuurwerk.
 
Beoordelingswoorden
Gevoelig - Ongevoelig
Geloofwaardig - Ongeloofwaardig
Herkenbaar - Onherkenbaar
Grappig - Droevig
Verrassend - Voorspelbaar
Griezelig - Rustgevend

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies