In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
"Vrouwen houden van mode, mannen niet"
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 5 - Quizvraag
"Jasper (21) weet alles van hamburgers, want hij is in Amerika geweest."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 6 - Quizvraag
"Mannen zijn vaker betrokken bij auto-ongelukken dan vrouwen."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 7 - Quizvraag
"Computerfanaten hebben een hekel aan sport."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 8 - Quizvraag
"Yassine (15) haalt hoge cijfers, hij zal welk elke dag tot 's avonds laat studeren."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 9 - Quizvraag
"Profvoetballers die veel geld verdienen, doen high class."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 10 - Quizvraag
"Marokkaanse meisjes presteren beter op school dan Marokkaanse jongens."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 11 - Quizvraag
"Mensen die roken, worden niet oud."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 12 - Quizvraag
"Terroristen die een aanslag plegen, moeten worden teruggestuurd naar het land van herkomst."
A
Stereotype
B
Vooroordeel
C
Feit
Slide 13 - Quizvraag
Een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen. Is deze uitspraak is
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
Je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft.
B
Je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait.
C
Je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen.
D
Je denkt dat je neef wel eens stiekem blowt.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Publiek wordt volgespoten met een boodschap. Door manipulatie en indoctrinatie.
Slide 23 - Tekstslide
Bepaalde mensen in de media (Opinieleiders) hebben veel invloed
Slide 24 - Tekstslide
Mensen geven zelf betekenis aan media. Daardoor worden op lange termijn normen en waarden overgedragen.
Slide 25 - Tekstslide
Mensen worden soms beïnvloed door de media, maar soms ook niet: Mensen kijken: wat past bij mij? Wil ik dit geloven? Dit nemen ze dan waar.
Slide 26 - Tekstslide
De media bepalen waarover veel mensen praten.
De media bepaalt alles wat op de politieke agenda komt.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Theorie die laat zien dat de media weinig invloed hebben op de manier waarop mensen denken, maar veel invloed hebben op de onderwerpen waarover we denken.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie
Slide 29 - Quizvraag
Theorie die laat zien dat de media veel directe invloed hebben op het doen en laten van mensen.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie
Slide 30 - Quizvraag
Theorie die laat zien dat de media alleen indirecte invloed hebben op mensen via gezaghebbende personen.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie
Slide 31 - Quizvraag
Theorie die laat zien dat de media alleen invloed hebben op datgene wat mensen willen horen of zien.
A
Injectienaaldtheorie
B
Multiple-step-flowtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
Agendatheorie
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Welke beïnvloedingstheorie past bij het verhaal over de uitzetting van Nola in de Serie Spangas? Leg je antwoord uit.
Slide 34 - Open vraag
In een documentaire zie je dat iemand met bijlslagen wordt vermoord. Het gebeurt in een Afrikaans land waar een burgeroorlog aan de gang is.
A
Ik word wel beïnvloed
B
Ik word niet beïnvloed
Slide 35 - Quizvraag
De televisie waarschuwt dat iedereen binnen moet blijven omdat er noodweer komt: zware storm met windkracht 11. Maar jij kunt naar een heel leuk concert!
A
Ik word wel beïnvloed
B
Ik word niet beïnvloed
Slide 36 - Quizvraag
Je hebt trek in iets lekkers en net op dat moment zie je een reclame over Milka-chocolade.