Drieledige samenstelling

Deze les
- spelling van samenstellingen;
- aaneenschrijven.

Ook in de toets: werkwoordspelling, werkwoorden met een lastige spelling, bijvoeglijk en zelfstandig gebruik van woorden als alle(n), beide(n), deze(n), sommige(n), vele(n),
hoofd- en kleine letters.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Deze les
- spelling van samenstellingen;
- aaneenschrijven.

Ook in de toets: werkwoordspelling, werkwoorden met een lastige spelling, bijvoeglijk en zelfstandig gebruik van woorden als alle(n), beide(n), deze(n), sommige(n), vele(n),
hoofd- en kleine letters.

Slide 1 - Tekstslide

Samenstellingen schrijf je meestal aan elkaar vast.

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zoveel mogelijk aaneen (= zelfst.nw + zelfst.nw), omdat ze een betekeniseenheid vormen.

minimum + inkomen = minimuminkomen
asielzoekers + centrum = asielzoekerscentrum

Slide 3 - Tekstslide

hoge snelheidstrein
vs.
hogesnelheidstrein
= een drieledige samenstelling.

Slide 4 - Tekstslide

Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aaneen:
ijsvrij, pijlsnel

Slide 5 - Tekstslide

Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aaneen:

koffiezetten, theezetten, televisiekijken, pianospelen, lesgeven.

Slide 6 - Tekstslide

Woorden met er, daar, hier en waar schrijf je aaneen:

waartoe, waarheen, hierdoor, waartegenover.

(voornaamwoordelijke bijwoorden)

Slide 7 - Tekstslide

Getallen tot duizend (in letters schrijf je aaneen). Na het woord duizend volgt een spatie.

zeshondervierentachtig, drie duizend.

Slide 8 - Tekstslide

Soms hebben woorden aan elkaar een andere betekenis dan wanneer ze los geschreven zijn:
teveel (overschot)/ te veel (meer dan nodig - te weinig)
tenminste (in ieder geval) / ten minste (op zijn minst)
tenslotte (uiteindelijk) / ten slotte (aan het eind)
tekort  (zelfst. nw of onderdeel ww) / te kort ( te weinig / niet lang genoeg)

Slide 9 - Tekstslide

Joepie, het sneeuwt, dus we hebben...
A
ijs vrij
B
ijsvrij
C
ijs-vrij

Slide 10 - Quizvraag

Wil jij als de visite komt even...
A
koffie zetten
B
koffiezetten
C
koffie-zetten

Slide 11 - Quizvraag

De melk is ... houdbaar tot 1 juni.
A
ten minste
B
tenminste
C
ten-minste

Slide 12 - Quizvraag

Vanavond eten we...
A
panne koeken
B
pannen koeken
C
pannekoeken
D
pannenkoeken

Slide 13 - Quizvraag

Mijn vader is echt dol op...
A
rogge brood
B
roggen brood
C
roggebrood
D
roggenbrood

Slide 14 - Quizvraag

Na het halen van mijn diploma heb ik zoveel ...
A
keuze mogelijkheden
B
keuzen mogelijkheden
C
keuzemogelijkheden
D
keuzenmogelijkheden

Slide 15 - Quizvraag

Mijn baby is echt een ...
A
lache bek
B
lachen bek
C
lachebek
D
lachenbek

Slide 16 - Quizvraag

We ontmoeten elkaar dan in het ...
A
stad centrum
B
stads centrum
C
stadcentrum
D
stadscentrum

Slide 17 - Quizvraag