Een (minder vaak voorkomende) combinatie die een woordgroep vormt, schrijf je los. Hiervoor zijn geen harde regels.
Voorbeelden: herrie maken, film kijken, gitaar spelen
Slide 7 - Tekstslide
Regel 6
Schrijf combinaties van een bijwoord met een voorzetsel of van twee bijwoorden altijd aaneen.
Voorbeelden: erin, hierdoor, daarboven, waarheen
Slide 8 - Tekstslide
Even oefenen
Goed of fout?
Slide 9 - Tekstslide
gouden medaillewinnaar
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quizvraag
goudenmedaillewinnaar, want het gaat om een gouden medaille, niet om een gouden winnaar.
Slide 11 - Tekstslide
dichtbevolkt
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quizvraag
Tweede Kamervoorzitter
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quizvraag
thuis komen
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quizvraag
kookboeken bestelauteur
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
kookboekenbestsellerauteur, want deze samengestelde woorden vormen samen een betekeniseenheid.
Slide 16 - Tekstslide
veeleisend
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quizvraag
kwijtmaken
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
Middellandsezeegebied
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
Middellandse Zeegebied, want deze samenstelling bevat een tweedelige eigennaam (‘Middellandse Zee’), dus de spatie daarin behoud je.
Slide 20 - Tekstslide
autoloze zondag
A
goed
B
fout
Slide 21 - Quizvraag
tweedehandskledingwinkel
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quizvraag
ertegen
A
goed
B
fout
Slide 23 - Quizvraag
Champions League wedstrijd
A
goed
B
fout
Slide 24 - Quizvraag
Champions Leaguewedstrijd, want dit is een samenstelling met een tweeledige eigennaam, dus je schrijft geen spatie tussen de eigennaam en het andere woorddeel.
Slide 25 - Tekstslide
zwakbegaafd
A
goed
B
fout
Slide 26 - Quizvraag
oudeboerenkaas
A
goed
B
fout
Slide 27 - Quizvraag
oude boerenkaas, want de kaas is oud, niet de boeren.