Neem de woordsoorten over en vul aan wat je weet:
1 Werkwoord = dingen die je kunt doen (hij/zij/wij-rijtje)
2 Lidwoord = de, het, een
3 Zelfstandig naamwoord = mensen, dieren, dingen, planten en namen
4 Bijvoeglijk naamwoord = zegt iets over een zelfst. naamwoord
5 Voorzetsel = kast- en oorlogswoorden (over, na, vanwege, op, met)