In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Formatieve toets hoofdstuk 2
Slide 1 - Tekstslide
Welk figuur is géén ruimtefiguur?
Klik de juiste figuur aan (meerdere mogelijkheden)
Welk figuur is een ruimtefiguur?
A
cirkel
B
bol
C
kubus
D
rechthoek
Slide 2 - Quizvraag
Welke uitslagen zijn een uitslag van een kubus?
A
a, b ,c
B
b, c
C
b, c, e
D
b, e
Slide 3 - Quizvraag
Dit is de uitslag van een .....?
A
balk
B
rechthoek
C
vierkant
D
kubus
Slide 4 - Quizvraag
Wat moet je als eerste uitrekenen? 10 : (2 +3) =
A
10 : 2
B
2 + 3
Slide 5 - Quizvraag
Welke getal ligt er tussen 4,5 en 4,6
A
4,50
B
4,45
C
4,55
D
4,65
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel ribben heeft een balk?
A
4
B
6
C
8
D
12
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel hoekpunten heeft een balk?
A
4
B
6
C
8
D
12
Slide 8 - Quizvraag
Pythagoras kun je alleen gebruiken in een rechthoekige driehoek
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Van welke ruimtefiguur kan dit een aanzicht zijn?
A
prisma
B
kegel
C
piramide
D
kubus
Slide 10 - Quizvraag
Welk aanzicht is getekend naast het bouwwerk?
A
Vooraanzicht
B
Zijaanzicht
C
Bovenaanzicht
D
Geen van allen
Slide 11 - Quizvraag
Welk aanzicht is weergegeven?
A
Vooraanzicht
B
Zijaanzicht
C
Bovenaanzicht
D
Geen van allen
Slide 12 - Quizvraag
Van welke ruimtefiguren kan dit een aanzicht zijn?
A
prisma
B
kegel
C
piramide
D
kubus
Slide 13 - Quizvraag
In welke tekening zie je het rechterzij aanzicht getekend?
A
B
C
Slide 14 - Quizvraag
Waarom geldt:
hoek D1 = hoek B ?
A
Hoek D2 is gelijk aan hoek B omdat zij samen in een F-figuur liggen.
B
Hoek D1 is gelijk aan hoek B omdat zij samen in een Z-figuur liggen.
C
Hoek D1 is gelijk aan hoek B omdat zij samen in een F-figuur liggen.
D
Hoek D2 is gelijk aan hoek B omdat zij samen in een F-figuur liggen.
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel graden is de som van de hoeken van een driehoek?
A
360 graden
B
270 graden
C
180 graden
D
90 graden
Slide 16 - Quizvraag
Bereken de oppervlakte van het donkergrijze deel van de rechthoek. Rond je antwoord af op één decimaal.
A
opp. lichtgrijze bogen = 3 × 3 × π : 2 = 14,1… cm2
opp. rechthoek = 6 × 4 = 24 cm2
De oppervlakte van het donkergrijze deel is
24 – 14,1… ≈ 9,9 cm2.
B
opp. lichtgrijze bogen = 6 × 6 × π : 2 = 56,5 cm2
opp. rechthoek = 6 × 4 = 24 cm2
De oppervlakte van het donkergrijze deel is
56,5 – 24 ≈ 32,5 cm2.
C
opp. lichtgrijze bogen = 6 × 6 × π : 2 = 56,5 cm2
opp. rechthoek = 6 × 5 = 30 cm2
De oppervlakte van het donkergrijze deel is
56,5 – 30 ≈ 26,5 cm2.
D
opp. lichtgrijze bogen = 6 × 6 × π : 2 = 56,5 cm2
opp. rechthoek = 6 × 4 = 24 cm2
De oppervlakte van het donkergrijze deel is
56,5 + 24 ≈ 80,5 cm2.
Slide 17 - Quizvraag
Bereken de grootte van hoek A.
A
shift tan (10:7)= 55 graden
B
shift cos(7:10)= 46 graden
C
tan (10:7)= 14 graden
D
sin (7:10) = 55 graden
Slide 18 - Quizvraag
Van ruit KLMN is KM = 8 cm en KN = 5 cm. Schets deze ruit KLMN op een blaadje.
Bereken de oppervlakte van ruit KLMN.
A
42cm2
B
58cm2
C
24cm2
D
85cm2
Slide 19 - Quizvraag
Heb je alle opgegeven vragen gemaakt? Zo ja, hoeveel tijd was je daar mee kwijt? Zo nee, hoe komt dat? Korte antwoorden zijn niet toegestaan.
Slide 20 - Open vraag
Welke onderdelen van dit hoofdstuk heb je nog niet zo goed begrepen? Alleen het antwoord alles is niet oké. Goed vertellen wat en hoe zodat ik mijn uitleg hierop kan aanpassen.